Ibiza – van droomeiland tot party eiland

De BBC zendt deze weken een reportageserie uit over Ibiza, onder de titel ‘Ibiza: Secrets of the Party Island’. Wat ooit een idyllisch eiland was waar kunstenaars in de jaren 60 en 70 inspiratie zochten, is verworden tot, tsja, letterlijk een party eiland. In het hoogseizoen telt het eiland 3 x zoveel toeristen als inwoners. De Britse omroep koos als gids voor de serie een voormalig deelneemster aan Love Island. Hoe toepasselijk…

Ibiza verkreeg in ons land een mythische status nadat schrijvers en kunstenaars als Cees Nooteboom en Jan Cremer in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw er reisverslagen over publiceerden. Vooral op jongeren met een voorliefde voor een alternatieve lifestyle oefende het kleine eiland in de Middellandse Zee (3 x Texel) in de daaropvolgende jaren aantrekkingskracht uit.
Nu wordt het eiland in de Middellandse Zee elke zomer overspoeld door tienduizenden vakantiegangers op zoek naar zon, seks en sensatie.
En wie kan ons dan beter een blik achter de schermen van het party island gunnen dan influencer Zara McDermott, moet de BBC blijkbaar hebben gedacht.


CLUBCULTUUR
Zo troont Zara ons mee naar een van de partyclubs in San Antonio, waar zij de eigenaren nog kent van haar vroegere celebrity-leven. Het is één van de clubs op het eiland die al rond het middaguur de deuren opent. Vanaf dat moment stroomt het, overwegend jongere, publiek al in groten getale binnen.

‘Binnen’ is misschien niet helemaal het juiste woord: we zien een groot openluchtzwembad, met daaromheen ligstoelen en parasols op verschillende platforms. Een DJ verzorgt de muziek.
Het is niet ongebruikelijk dat beroemde DJ’s (Armin van Buuren is een jaarlijks terugkerende gast in de clubs) of musici worden ingevlogen voor een meet & greet met het publiek. En dus zien wij in een kort fragment hoe Ed Sheeran welkom wordt geheten door enthousiaste fans op het terras van de club.
Zara vertelt ons dat de entree voor zo’n club vaak begint bij € 50,-. Dan ben je alleen nog maar ‘binnen’… Een biertje kost in deze club € 7,- en een cocktail € 13,-.

We zijn getuige van de reservering van een VIP-lounge (er wordt een extra bed gevraagd: kosten € 100,-). Deze partyclub heeft een capaciteit van 2000 bezoekers, maar in Ibiza-stad zijn er ook clubs met 10.000 gasten op een avond.

VERJAARDAGSFEESTJE
Vervolgens ontmoet Zara een vrouw die een bedrijf runt in ‘concierge services’. Wat wij daar onder moeten verstaan? Nou, passende locaties vinden voor privé-feesten: luxueuze villa’s, maar ook jachten, met alles wat daarbij hoort.
We zien hoe een Brits gezin met drie kinderen in de tienerleeftijd wordt ontvangen op een luxueus jacht, dat voor vijf dagen is afgehuurd om de verjaardag van een van de tieners te vieren. Kosten € 15.000,- .
Een van de kinderen vertelt dat zij verbaasd was ‘gewone mensen’ te zien in het vliegtuig dat hen naar het eiland bracht. Ach, het is toch wat…

Hetzelfde bedrag betaal je voor een eenvoudig feestje in een luxueuze villa in de heuvels – inclusief catering + optreden van acrobaten. De voorbereidingen van zo’n feestje worden getoond, terwijl Zara vertelt dat feestjes van € 100.000,- niet ongebruikelijk zijn op het eiland.

HORLOGE VAN HALF MILJOEN
Zo’n concentratie van geld op een eiland dat 40 km lang en maar 20 km breed is, trekt natuurlijk criminaliteit aan. Zara – en de kijker dus ook – mag mee met een politiepatrouille door Ibiza-stad op een vrijdagavond in het hoogseizoen.
Vooraf wordt ons meegedeeld dat de politie op het eiland onderbezet is – grofweg gezegd: één politieagent op 10.000 clubbezoekers.

Vanuit een politieauto zien wij hoe ’s avonds de straten van Ibiza-stad bevolkt worden door stromen overwegend jonge, spaarzaam geklede vakantiegangers. De agenten letten vooral op straatdealers, die zich echter zelden op heterdaad laten betrappen. Wanneer er twee verdachten worden aangehouden, zie je de agenten op de hoek van een straat zoeken naar de verhandelde waar – die uiteindelijk gevonden wordt in…een van de palmbomen langs de weg.

Maar de meest opmerkelijke melding van die avond betreft de diefstal van … een Rolex-horloge. Een toerist uit Zweden blijkt midden op straat van het kleinood te zijn beroofd. Het was in een paar seconden gebeurd, vertelt de verbouwereerd kijkende Zweed aan de agenten.  
‘Wat is de waarde?’, vragen de agenten en noemen zelf al een bedrag: € 20.000,-?
‘€ 10.000,-’ klinkt het beteuterd.
Waarna de agenten Zara vertellen dat diefstal van luxe horloges een rage vormt op het eiland.

Terug op het politiebureau krijgen wij beelden te zien van een spectaculair praktijkvoorbeeld, geregistreerd door bewakingscamera’s bij de ingang van een hotel. Wij zien een Rolls Royce voor de lobby van een hotel arriveren. Het raampje aan de bestuurderszijde is opengedraaid, klaarblijkelijk om met de portier te communiceren. Intussen zien we dat achter de auto een motor is gestopt, waarvan de duopassagier snel afstapt, even langs de auto loopt, snel weer omdraait, met zijn hand door het open raampje graait, weer achter op de motor springt en uit beeld verdwijnt. We zien de toegesnelde portier tevergeefs achter de motor aanrennen en andere mensen met veel misbaar in beeld verschijnen…
In een kleine minuut waren wij toeschouwers van een bliksemsnel uitgevoerde horlogeroof – het dievengilde had een grote slag geslagen: het betrof een exclusief exemplaar met een waarde van een half miljoen!

SOCIAL MEDIA
De reputatie van Ibiza als party eiland is mede te danken aan de promotie via social media door de horecabazen. Zara heeft een gesprek met twee jonge, vrouwelijke brand managers, wiens taak het is zoveel mogelijk berichten op platforms als Instagram en TikTok te plaatsen met hashtags als #partyhard en #ibiza.

Ook maken wij kennis met figuren die het succes van social media misbruiken. Zo ontmoet Zara in het goedkopere uitgaansgebied van Ibiza-stad een man, die op Instagram een razend populaire account heeft waarop filmpjes te zien zijn van straatinterviews met nachtelijke clubbezoekers in aangeschoten of beschonken toestand. Het ‘geheim’ van die populariteit zit ‘m in de vaak scabreuze onthullingen, die zij hem toevertrouwen.
Zara vraagt de man of hij geen schaamte voelt omdat hij die beelden online zet.
‘Nee, waarom zou ik?’, antwoordt hij lachend, ‘Ze vertellen het toch in alle eerlijkheid?’

Dat zal de gasten van meer exclusievere gelegenheden niet zo gauw overkomen. Al was het alleen maar omdat het om locaties gaat, die vaak buiten de steden liggen. Een andere, belemmerende factor betreft de toegangsprijs. Zara neemt ons mee naar een restaurant waar je meer dan € 3.000,- moet betalen voor een tafel met acht personen. En dan heb je nog niet eens gegeten…

Voor een persfotograaf is het dan ook steeds moeilijker om snapshots te maken van de celebrities die het eiland af en toe aandoen. Zara regelt een ontmoeting met een fotograaf, die ooit een aardig bedrag kreeg voor exclusieve foto’s van popzangeres Shakira op Ibiza. Nu beklaagt hij zich over het feit dat beroemdheden zich steeds beter afschermen van paparazzi. Bovendien krijgt hij steeds minder betaald voor zijn foto’s.

MEERWAARDE SERIE
Na twee afleveringen van de serie heb je het wel zo’n beetje gezien. Zeker als Zara in de tweede aflevering wéér met de politie mee mag. Al is het ditmaal achter op een jetski waarmee de stranden in de gaten worden gehouden – Ibiza telt zo’n 80 stranden.
Leuk voor Zara dat zij nog twee afleveringen langer mag blijven, maar voor de kijker is het wel duidelijk: een paradijselijk eiland is ten prooi gevallen aan hyperkapitalisme, waar iedereen zijn graantje van probeert mee te pikken.
Toegegeven: door Zara’s roem en persoonlijkheid gaan er deuren open, die voor een gemiddelde verslaggever waarschijnlijk gesloten zouden blijven. In dat opzicht biedt deze serie een meerwaarde.
De serie zal liefhebbers er niet van weerhouden naar hun favoriete partyclub te gaan – zo staat Martin Garrix c.s. deze zomer weer elke donderdag ingepland.
Het eiland verwacht deze zomer minimaal 400.000 toeristen … Als je ook van plan bent om te gaan, zou ik mijn horloge thuis laten.

Eerbetoon aan Jean-Marc Vallée – filmregisseur

Soms zou ik willen dat er naar aanleiding van het overlijden van een groot artiest, musicus of schrijver een kanaal was waar je de hoogtepunten van zijn of haar werk nog eens kon zien.
Die gedachte kwam ook in mij op toen vlak vóór de jaarwisseling bekend werd dat de Canadese filmregisseur Jean-Marc Vallée was overleden.

Nu zal je misschien zeggen, Jean-Marc wie?
Vallée maakte naam met films als Dallas Buyers Club (2013), met Matthew McConaughey, en Wild (2014), met Reese Witherspoon.

Kroon op zijn werk was evenwel het eerste seizoen van de tv-serie Big Little Lies (2017), op basis van de gelijknamige roman van de Australische Liane Moriarty. Valleé ontving er in 2017 een Emmy Award voor, in de categorie Limited Series, Movie, or Dramatic Special.
Zelf was hij echter het meest trots op de prijs die hij van vakgenoten (van de Directors Guild of America) kreeg voor zijn regie van Big Little Lies.

Wat maakte Jean-Marc’s regie zo bijzonder?
Zelf antwoordde hij op die vraag:

‘Ik houd mij niet bezig met sfeer en stijl. Ik denk emotie, het verhaal, de personages.’
En over het werken met acteurs die gecompliceerde levens spelen: ‘Ik begeleid ze. Ik houd zo veel van het medium, dat ik wil dat ze het goed doen. Ik wil ze ondersteunen en probeer ze duidelijk te maken dat ik er ben om hun magie te vangen. Dat is de sleutel. Al het andere komt op de tweede plaats.’

Om die ‘magie’ te vangen, werkte Vallée ook het liefst met zo weinig mogelijk mensen op een filmset. Een minimale bezetting met cameraman en -assistent plus geluidsman – soms de script supervisor en de eerste assistent-regisseur.

En dan is er de muziek. Muziek speelde een belangrijke rol in Vallée’s leven:

“Ik ben opgegroeid met platen, draaitafels, een mixer, een versterker, overal speakers. Mijn vader verzorgde de muziek voor een aantal radiozenders. Toen ik 14 was raakten mijn broer en ik in de ban van disco muziek en begonnen we als DJ’s. Daarna ook punk en rock. Dus als er ergens een feestje was, dan waren wij de DJ’s. Muziek zit in de haarvaten van onze familie, wij waren allemaal sterk muzikaal. Ik dacht op die leeftijd ook dat ik musicus zou worden.”

Voor de muziekkeuze in zijn films werkte hij het liefst samen met zijn vaste music supervisor, Susan Jacobs. Over het werken met haar zei hij:

“Wij zijn als broer en zus, we hebben hetzelfde gevoel over muziek. En het helpt natuurlijk dat zij alle rocksterren van de wereld kent.”

De openingsbeelden van Big Little Lies zijn onlosmakelijk verbonden met Michael Kiwanuka’s ‘Cold Little Heart’:

Vallée is slechts 58 jaar geworden.
Op zijn ‘to-do lijst’ lag o.m. een filmproject over het leven van John Lennon en Yoko Ono.

Heb je Big Little Lies niet gezien?
De tv-serie was oorspronkelijk een HBO-productie. Tot begin 2022 had Ziggo een samenwerking met de Amerikaanse kabeltelevisiezender. De Amerikanen hebben aangekondigd dit jaar ook in Nederland een eigen streamingdienst, HBO Max, te willen beginnen. Anders ben je aangewezen op de DVD.

Wat maakt ‘Normal People’ zo’n goede tv-serie?

Het verhaal zelf lijkt op het eerste gezicht weinig om het lijf te hebben: jongen en meisje raken in het laatste jaar van de middelbare school verliefd op elkaar, gaan uit elkaar, komen daarna tijdens hun universiteitsjaren weer bij elkaar om vervolgens toch weer van elkaar verwijderd te raken. Een typische aan/uit-relatie.
Het is de manier waarop dit simpele gegeven echter is verfilmd, die de serie zo bijzonder maakt.


1. Om te beginnen: de stiltes
Er zijn maar weinig tv-series waarin zoveel stiltes vallen als in ‘Normal People’. Natuurlijke stiltes, wel te verstaan. Zoals die in het dagelijks leven ook vaak voorkomen in relaties.
Wanneer er in een film of serie stiltes voorkomen, dan is het vaak om een dramatische gebeurtenis te benadrukken: er is iets ergs gebeurd òf er staat iets ergs te gebeuren. Realiseer jij, als kijker, je dat wel?!
Niet in ‘Normal People’.
Regisseurs Lenny Abrahamson en Hettie Macdonald (elk de helft van de in totaal twaalf afleveringen) betonen zich in het kiezen van stiltes ware meesters.

2. De afwezigheid van gimmicks
Niemand raakt plotseling aan de drugs of krijgt opeens een ernstig ongeluk – een kunstgreep, waaraan veel scenario’s helaas mank gaan.  De schrijver weet het even niet meer en kiest voor een kunstmatige breuk in het verhaal, in plaats van de diepte in te gaan.
Niets van dat alles in ‘Normal People’.
We leren Connell en Marianne gaandeweg steeds beter kennen. Beiden afkomstig uit een eenoudergezin: Connell als enigst kind samenwonend met zijn moeder, Marianne woont samen met haar moeder en broer.
Qua maatschappelijke achtergrond verschillen ze nogal: Connell’s moeder is schoonmaakster en woont in een rijtjeshuis; de moeder van Marianne is een drukbezette, succesvolle advocaat met een landhuis.
Connell is een gevierde leerling op de middelbare school, vooral door zijn deelname aan het rugbyteam van de school. Marianne is een loner, met nauwelijks vriendinnen, maar wel de beste leerling van de school.
Setting: een plattelandsgemeente in Ierland, later universiteitsstad Dublin.

3. Camerawerk
We leren Connell en Marianne ook beter kennen door de vele close-ups tijdens betekenisvolle momenten. Dat heeft het effect dat je als kijker hun gevoelens en gedachten denkt te kunnen ‘lezen’. Dat was ook de bedoeling, zo vertelde regisseur Lenny Abrahamson in een interview met The New York Times.
Abrahamson werkte samen met cameravrouw Suzie Lavelle, Hettie Macdonald met Kate McCullough. Die keuze voor vrouwelijke cameramensen zal ongetwijfeld een rol hebben gespeeld bij de meest intieme scènes. Voor die opnames was ook een zogenaamde intimiteits-coördinator aanwezig, die de acteurs begeleidde bij de naaktscènes.   

4. Acteurs
Je zou denken dat wanneer een succesvol boek verfilmd wordt (van Sally Rooney’s boek zijn inmiddels wereldwijd meer dan een miljoen exemplaren verkocht), de producenten voor bekende acteurs kiezen.
De BBC en de Amerikaanse streamingdienst Hulu (eigendom van Disney) kozen echter voor twee jonge acteurs: Daisy Edgar-Jones (Marianne) en Paul Mescal (Connell), die bij het begin van de opnamen nog maar weinig ervaring hadden. Beiden waren toen respectievelijk 22 en 24 jaar.
Edgar-Jones had meegespeeld in de, ook hier in Nederland, populaire Britse tv-serie ‘Cold Feet’. Connell was net twee jaar van de toneelschool en kon hooguit bogen op deelname aan een reclamespot voor worstjes.
Het voordeel van onervaren acteurs is hun ‘naturel’, dat perfect past bij het coming-of-age verhaal.

5. Het boek
In een recent interview zegt Sally Rooney (30) dat haar eerste twee boeken als het ware zichzelf schreven (haar eerste boek was ‘Conversations With Friends’ (2017), waarvan nu ook een serie wordt gemaakt). Ze dacht bij het schrijven niet na over de vraag wie de hoofdpersonen waren, hoe het plot zich zou ontwikkelen en dergelijken.
Het succes van ‘Normal People’ heeft haar overvallen en maakte het voor haar niet makkelijk om haar derde boek, ‘Beautiful World, Where Are You’, te schrijven.
Onwillekeurig lag er een bepaalde druk op haar. Het nieuwe boek is net in Nederlandse vertaling verschenen en werd door recensenten matig ontvangen.
De kracht van ‘Normal People’ is juist die authenticiteit. En het knappe van de tv-serie is dat het diezelfde authenticiteit heeft weten te behouden.
Juist in een tijd waarin echt en onecht nauwelijks meer van elkaar zijn te onderscheiden.

‘Normal People’ werd in augustus/september uitgezonden op NPO3 in vier afleveringen (oorspronkelijk bestaat de serie uit 12 afleveringen van elk een half uur). De serie is op DVD verkrijgbaar.

Zijn we de weg kwijt in het publieke debat?

Tijdens de coronacrisis heb ik mijn werkkamer eens flink opgeruimd. En hoe gaat dat dan? Je komt dingen tegen waarvan je was vergeten dat je het had, maar die huidige kwesties wel opeens in een ander daglicht plaatsen. Wat dacht je bijvoorbeeld van een verband tussen Wouter van Noort, William Safire en Jan Tromp?

Zo kwam ik bij het opruimen een column tegen van William Safire uit The New York Times van 1994 (!). Safire is inmiddels al weer 11 jaar dood, maar 13 jaar vóórdat de eerste iPhone op de markt kwam, voorzag hij al dat er een apparaat op de markt zou komen waarmee wij de hele wereld letterlijk binnen handbereik zouden krijgen (en je neemt het hem dan ook niet kwalijk dat hij een smartphone toen nog ‘unimedia’ noemde).
Belangrijker evenwel is dat hij de gevolgen van die vinding voorzag. Elk individu zou voortaan toegang krijgen tot een schier oneindige hoeveelheid informatie en amusement. En Safire vond daarvoor een prachtige vergelijking: de lamp van Alladdin!

Column William Safire van 8-2-1994

Nu gaan we fast forward naar de verontwaardiging die is ontstaan na het optreden van Wouter van Noort in de talkshow van Op1 (donderdag, 2 juli).

Van Noort vestigde de aandacht op ‘de sfeer en heftigheid van discussies’ op social media. ‘Er is een soort meltdown aan de gang’, voegde hij er dramatisch aan toe.
En de dag daarop plaatste hij een oproep op LinkedIn: ‘Wat kunnen we eraan doen?’

Uit de reacties blijkt dat nogal wat mensen de verantwoordelijkheid leggen bij enerzijds ‘de media’ en anderzijds platforms als Facebook en Twitter.
Weinig mensen leggen de verantwoordelijkheid bij het individu zelf.

En dat was nu juist waar William Safire in zijn column van 26 jaar geleden voor waarschuwde (zie de laatste regel): ‘De geest is uit de fles!’
Wat Van Noort dus eigenlijk vraagt, is ‘Hoe krijgen we de geest weer terug in de fles?’

Een vraag die rijkelijk laat komt: Facebook bestaat bijna 15 jaar, Twitter 14 jaar. Terwijl het dus niet zo is dat we niet waren gewaarschuwd! Niet alleen in 1994 door William Safire (een gerespecteerd journalist/schrijver met een grote lezersschare), maar ook door anderen.
Jan Tromp schreef een jaar eerder (1993) in de Volkskrant het volgende:

‘Het einde van de Koude Oorlog bleek een koude douche. Het is duidelijk dat we eigenlijk geen echte intrinsieke opvattingen hebben. Dat wil zeggen: we hadden ze wel, maar ze blijken schematisch te zijn geweest en eenzijdig. Er is een terugval naar een soort middeleeuwen, met een even fanatiek als stompzinnig nationalisme.’

Tromp’s observatie stond in een kader bij een artikel dat hij en Stephan Sanders schreven over het Nederlandse opinieklimaat. Het schuurde toen ook al. En, voor de volledigheid, er was nog geen iPhone en er waren nog geen social media.
Het publieke debat vond toen hoofdzakelijk plaats in dagbladen, tijdschriften en op radio en televisie. Redacties bepaalden wiens opinie werd geplaatst.

Het verschil met toen is, dat nu IEDEREEN zijn mening kan laten horen. Weliswaar in een ander context dan in 1993/1994, maar er valt een opmerkelijke overeenkomst te constateren: net als toen heerst er veel onzekerheid. Lees maar wat Tromp nog meer schreef over het opinieklimaat in 1993:

Artikel Jan Tromp in de Volkskrant van 26-6-1993.

En net als nu was er toen de vraag om richting:

‘Een beetje richting, een beetje leiderschap zou helpen. Juist nu alles uit zijn voegen raakt en er schreeuwende behoefte bestaat aan richting, mocht je hopen dat het publieke debat zou bloeien.’

‘Bloeien’ is nou niet echt het eerste woord dat in je opkomt als je het publieke debat van nu volgt.
Facebook en Twitter zijn ook geen ideale platforms voor een goed debat (maximaal 280 tekens of 2 minuten voice leent zich slecht voor een genuanceerde gedachtewisseling).
Tromp stelde toen dezelfde vraag als Van Noort nu: ‘Wat valt er aan te doen?’

Eigenlijk is het een taak voor de publieke omroep. Een debatprogramma als De achterkant van het gelijk zou in vernieuwde vorm een goede aanzet kunnen geven. Het format leent zich uitstekend voor de behandeling van actuele onderwerpen, zoals

  • woningbouw,
  • stikstofbeleid,
  • energietransitie en
  • arbeidsmarkt.

Nodig dan niet alleen maar ‘deskundigen/experts’ aan tafel, maar ook vertegenwoordigers van groepen die zich niet gehoord voelen.
Zorg dat er ook een online-editie van zichtbaar is (YouTube), zodat alle generaties bediend worden. En ga een samenwerking aan met dagbladen, zodat de discussie ook langs die weg een vervolg krijgt.

We gaan een verkiezingsjaar tegemoet en de omroepen maken zich op voor een nieuw RTV-seizoen, waarin zij hopelijk met nieuwe programma’s komen die iets toevoegen.
Een uitgelezen kans voor de publieke omroep om haar bestaansrecht te bewijzen.

‘Leuker nieuws maken’ (revisited)

Het was maar een klein bericht in NRC/Handelsblad van woensdag, 23 januari, maar die krant nam tenminste nog de moeite om er plaats voor in te ruimen.

‘New York Times-columnist Russell Baker (93), winnaar van de Pulitzerprijs, overleden’

Op een paar journalistieke adepten na zal het bericht de meeste lezers waarschijnlijk zijn ontgaan (linksonder, pagina 14).
Wat was er zo bijzonder aan Russell Baker? Baker was een meester in het schrijven van satire, een stijlvorm die slechts weinigen echt beheersen. Maatschappijkritiek verpakt in ironie. Hij was er zo goed in dat hij er in 1979 een Pulitzerprijs voor kreeg. Die prijs kreeg hij voor zijn Observer-column in The New York Times. Over een periode van meer dan 25 jaar schreef Baker drie keer per week die column. 750 woorden per stukje. Ga er maar aan staan…..

Behalve die column schreef hij ook regelmatig voor andere bladen: boek- en filmrecensies bijvoorbeeld, voor The New York Review of Books. De eerste regel van zijn boekrecensie over de geschiedenis van de FBI luidde als volgt:

‘Fear of the evil foreigner seems to be an ever-present poison in American politics, and it was running higher than usual in 1917 when young J. Edgar Hoover took his first job at the Justice Department.’

Een regel die vandaag de dag zo weer opgeschreven zou kunnen worden.

Baker was nog een old school journalist, die de kneepjes van het vak leerde tijdens nachtdiensten op de redactie van The Baltimore Sun. Na acht jaar lang politiek correspondent te zijn geweest voor The New York Times, had hij genoeg van de leugens van politici en mocht hij een column gaan schrijven: Observer.

Aanvankelijk schreef hij in die column over politiek en het politieke wereldje, maar na een paar jaar begon hij zijn werkterrein te verbreden. Een van zijn meest geliefde onderwerpen vormde zijn eigen beroepsgroep: de media.

Hier is een voorbeeld van een column van hem uit 1989, waarin hij het met name op de tv-wereld heeft gemunt:

Ik moest aan Baker denken toen ik afgelopen week aanwezig was bij een symposium over 10 jaar Nieuwscheckers. Nieuwscheckers begon ooit als een onderwijsproject voor studenten journalistiek in Leiden. Inmiddels is factchecken wereldwijd uitgegroeid tot een volwaardig beroep, dat echter niet als zodanig beloond wordt. Een van de meest succesvolle factcheck websites in Engeland is n.b. eigendom van een liefdadigheidsorganisatie.

Hoe het ook zij, ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan publiceerden de Leidse Nieuwscheckers een analyse van ruim honderdduizend Facebook-berichten over de periode 2013-2017. Daaruit blijkt dat ongeveer 5 miljoen Nederlandse Facebook-gebruikers minstens een keer pulpnieuws hadden gedeeld of leuk hadden gevonden.

Pulpnieuws bestaat uit berichtjes in de categorie van ‘Mannen worden geil van de geur van rotte eieren’ en ‘Deze vrouwen zijn in elkaar geslagen door asielzoekers’ (compleet met foto’s van lelijk toegetakelde vrouwengezichten).
Websites die zulke berichten verspreiden krijgen op Facebook meer reacties dan berichten van gevestigde media zoals de NOS of een dagblad.
Miljoenen Nederlanders vinden nepnieuws dus blijkbaar meer de moeite waard om te delen dan feitelijk nieuws.

Totdat iemand met een degelijke studie over de psychologie van het delen op social media komt (hint! hint!) onthoud ik mij van een mening over de vraag waarom mensen pulpnieuws delen.

Terug naar Baker: waarom moest ik aan hem denken tijdens dat symposium in Leiden over factchecken?
Omdat Baker die column uit 1989 zo eindigde:

Let wel: de column dateert uit 1989. Er was nog geen Facebook, er was nog geen Google. Praktisch niemand had toen nog van internet gehoord. Baker schreef over de Amerikaanse televisieomroepen, die toen begonnen met reality shows en het naspelen van gebeurtenissen.

Nu, precies 30 jaar later (…) zitten we met de gebakken peren. Nepnieuws heeft ertoe geleid dat iemand president van de VS is geworden, die dat eigenlijk helemaal niet wilde. Nepnieuws heeft ertoe bijgedragen dat een meerderheid van de Britten voor Brexit stemde.
Baker zag het aankomen. In 1989.

Dit Twitter-bericht van vrijdag, 25 januari geeft goed weer waar wij nu staan:

De ‘publieke waarde’ van de omroep. Wat is dat eigenlijk?

Afgelopen woensdag ging het Kamerdebat over de bezuinigingen op de publieke omroep niet door wegens ziekte van minister Slob. Het debat zal – in verband met het zomerreces – nu pas in september plaatsvinden. Die zomerpauze biedt iedereen mooi de gelegenheid eens goed na te denken over een begrip dat constant terugkeert in elk artikel en debat over de omroep: ‘publieke waarde’. Maar wat is die ‘publieke waarde’ dan? Hebben wij het wel over hetzelfde? En hoeveel hebben wij er voor over? Continue reading “De ‘publieke waarde’ van de omroep. Wat is dat eigenlijk?”

Zomerpeil (slot): gaat Zomergasten nog wel met zijn tijd mee?

Het mooie aan Zomergasten vind ik dat je meestal niet van te voren weet hoe zo’n zondagavond er uit gaat zien. Welke fragmenten worden er getoond? Hoe verloopt het gesprek tussen gast en interviewer? Klikt het tussen beiden? Of juist helemaal niet? Continue reading “Zomerpeil (slot): gaat Zomergasten nog wel met zijn tijd mee?”

Memorabel 2015 (in 10 hoogtepunten}

Natuurlijk, een jaar kent vele hoogtepunten en hopelijk ook persoonlijke. Dit jaar werd overschaduwd door een aantal dieptepunten, die we hier verder niet zullen benoemen. Dat is elders al genoeg gebeurd. Gegeven die gebeurtenissen dringt zich evenwel de volgende vraag op: hoe ziet de toekomst van deze planeet en zijn inwoners eruit? Voor een groot deel ligt dat in onze eigen handen. Daarom ligt het accent bij de volgende selectie vooral op Nederland: Continue reading “Memorabel 2015 (in 10 hoogtepunten}”

We kijken straks allemaal tv via apps

Een week geleden las ik dat er in de VS nu meer tijd wordt besteed aan apps dan aan televisie kijken. Om precies te zijn: 198 minuten per dag aan apps tegen 168 minuten per dag aan tv. Ik vermoed dat het hier niet veel anders zal zijn. En dan te bedenken dat staatssecretaris Dekker (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) wil dat de publieke omroep per 1-1-2016 alleen nog maar ‘onderscheidende programma’s’ gaat uitzenden. Continue reading “We kijken straks allemaal tv via apps”

‘Een televisieserie is net zo goed literatuur’

Cover_De_Blauwe_MuzeHet zou een interessant onderzoek zijn: vraag een x aantal mensen wat hun favoriete series zijn en hoeveel tijd ze er naar kijken. Vraag ze vervolgens hoeveel boeken ze lezen en hoeveel tijd ze daaraan besteden. Doe dat elk jaar, zodat je vergelijkingsmateriaal hebt. Volgens Manon Uphoff is de beste literatuur tegenwoordig namelijk op televisie te zien.

In het pamflet De blauwe muze analyseert Uphoff bekende series als Deadwood, Mad Men, The Wire en The Game of Thrones en ontdekte daarin literaire elementen.
In de VPRO gids zei Uphoff daarover:
“Een serie kijken is een beetje zoals je vroeger literaire feuilletons had in de krant. Er wordt nu wel geklaagd dat lezers een dikke roman niet meer aankunnen, maar er wordt vergeten dat de lezer destijds zo’n verhaal ook in stukken en brokken kreeg toegediend. Dat was een heel normale manier van lezen.”

Uphoff zegt in het artikel dat zij het kijken naar een serie niet ziet als ‘een keuze voor het een of tegen het ander’. “Je volgt de dialogen, je vertaalt voortdurend dingen die je op het scherm ziet, je moet verschillende verhaallijnen en plotwendingen onthouden.” Zij noemt het kijklezen en verzet zich tegen de opvatting dat ‘series kijken lui en passief maakt’.

 

Thema’s
Mad_Men_season6_posterLezen is – in tegenstelling tot wat sommigen denken – een actieve bezigheid. Wij ondergaan de aanwezigheid, de stem van een boek. En net als een boek beïnvloedt een serie onze verbeelding, onze verlangens en onze ambities.
Het beste voorbeeld vind ik persoonlijk Mad Men, waarin een tijdsbeeld wordt geschetst van het leven in ‘het land van de onbegrensde mogelijkheden’ vijftig jaar geleden. In de serie volgen wij de levens van een aantal personages werkzaam bij een reclamebureau op Madison Avenue in New York tegen de achtergrond van de historische gebeurtenissen uit die tijd – de eerste ruimtevaartvluchten naar de maan, de moord op president J.F. Kennedy, de oorlog in Vietnam.
De kracht van de serie zit ‘m in de thema’s: identiteit, relaties (man – vrouw verhouding, homofilie), verhouding werk – privé, racisme, de consumptiemaatschappij vs. de tegenbeweging. Thema’s die nog steeds aan de orde van de dag zijn en ons dus onwillekeurig een spiegel voorhouden: wat is er veranderd? Is er iets veranderd? Wat is er dan veranderd?

Nederlands
Enige kanttekening bij het pamflet van Uphoff : geldt haar analyse ook voor Nederlandse dramaseries? Al haar voorbeelden komen uit het buitenland! Wat te denken van Goede tijden, slechte tijden, een serie die volgend jaar het 25-jarig bestaan viert!?
Qua kijkcijfers halen de door Uphoff genoemde buitenlandse series het niet vergeleken met de meest succesvolle Nederlandse concurrenten: Flikken Maastricht bijvoorbeeld scoort gemiddeld twee miljoen kijkers per aflevering!

Als haar analyse ook opgaat voor Nederlands drama op de televisie, dan kunnen wij Cyrille Offermans namelijk als cultuurpessimist terzijde schuiven. In diens laatste essaybundel Wat er op het spel staat maakt hij de balans op van de kunst en literatuur na 1945. Volgens  Offermans draait het alleen nog maar om geld en wat economisch nuttig is. Ware kunst doet een beroep op de ‘hoogste intellectuele en creatieve vermogens’ van het publiek. En draagt dan ook de mogelijkheid in zich van verandering, omdat ‘elke reële verandering begint met een fictieve’.
Zou Offermans naar dramaseries kijken?

Tip: op 17-11 begint de vijfdelige serie Suspicious Minds van scenarist Daan Windhorst en regisseur Ivo van Aart.