Zijn we de weg kwijt in het publieke debat?

Tijdens de coronacrisis heb ik mijn werkkamer eens flink opgeruimd. En hoe gaat dat dan? Je komt dingen tegen waarvan je was vergeten dat je het had, maar die huidige kwesties wel opeens in een ander daglicht plaatsen. Wat dacht je bijvoorbeeld van een verband tussen Wouter van Noort, William Safire en Jan Tromp?

Zo kwam ik bij het opruimen een column tegen van William Safire uit The New York Times van 1994 (!). Safire is inmiddels al weer 11 jaar dood, maar 13 jaar vóórdat de eerste iPhone op de markt kwam, voorzag hij al dat er een apparaat op de markt zou komen waarmee wij de hele wereld letterlijk binnen handbereik zouden krijgen (en je neemt het hem dan ook niet kwalijk dat hij een smartphone toen nog ‘unimedia’ noemde).
Belangrijker evenwel is dat hij de gevolgen van die vinding voorzag. Elk individu zou voortaan toegang krijgen tot een schier oneindige hoeveelheid informatie en amusement. En Safire vond daarvoor een prachtige vergelijking: de lamp van Alladdin!

Column William Safire van 8-2-1994

Nu gaan we fast forward naar de verontwaardiging die is ontstaan na het optreden van Wouter van Noort in de talkshow van Op1 (donderdag, 2 juli).

Van Noort vestigde de aandacht op ‘de sfeer en heftigheid van discussies’ op social media. ‘Er is een soort meltdown aan de gang’, voegde hij er dramatisch aan toe.
En de dag daarop plaatste hij een oproep op LinkedIn: ‘Wat kunnen we eraan doen?’

Uit de reacties blijkt dat nogal wat mensen de verantwoordelijkheid leggen bij enerzijds ‘de media’ en anderzijds platforms als Facebook en Twitter.
Weinig mensen leggen de verantwoordelijkheid bij het individu zelf.

En dat was nu juist waar William Safire in zijn column van 26 jaar geleden voor waarschuwde (zie de laatste regel): ‘De geest is uit de fles!’
Wat Van Noort dus eigenlijk vraagt, is ‘Hoe krijgen we de geest weer terug in de fles?’

Een vraag die rijkelijk laat komt: Facebook bestaat bijna 15 jaar, Twitter 14 jaar. Terwijl het dus niet zo is dat we niet waren gewaarschuwd! Niet alleen in 1994 door William Safire (een gerespecteerd journalist/schrijver met een grote lezersschare), maar ook door anderen.
Jan Tromp schreef een jaar eerder (1993) in de Volkskrant het volgende:

‘Het einde van de Koude Oorlog bleek een koude douche. Het is duidelijk dat we eigenlijk geen echte intrinsieke opvattingen hebben. Dat wil zeggen: we hadden ze wel, maar ze blijken schematisch te zijn geweest en eenzijdig. Er is een terugval naar een soort middeleeuwen, met een even fanatiek als stompzinnig nationalisme.’

Tromp’s observatie stond in een kader bij een artikel dat hij en Stephan Sanders schreven over het Nederlandse opinieklimaat. Het schuurde toen ook al. En, voor de volledigheid, er was nog geen iPhone en er waren nog geen social media.
Het publieke debat vond toen hoofdzakelijk plaats in dagbladen, tijdschriften en op radio en televisie. Redacties bepaalden wiens opinie werd geplaatst.

Het verschil met toen is, dat nu IEDEREEN zijn mening kan laten horen. Weliswaar in een ander context dan in 1993/1994, maar er valt een opmerkelijke overeenkomst te constateren: net als toen heerst er veel onzekerheid. Lees maar wat Tromp nog meer schreef over het opinieklimaat in 1993:

Artikel Jan Tromp in de Volkskrant van 26-6-1993.

En net als nu was er toen de vraag om richting:

‘Een beetje richting, een beetje leiderschap zou helpen. Juist nu alles uit zijn voegen raakt en er schreeuwende behoefte bestaat aan richting, mocht je hopen dat het publieke debat zou bloeien.’

‘Bloeien’ is nou niet echt het eerste woord dat in je opkomt als je het publieke debat van nu volgt.
Facebook en Twitter zijn ook geen ideale platforms voor een goed debat (maximaal 280 tekens of 2 minuten voice leent zich slecht voor een genuanceerde gedachtewisseling).
Tromp stelde toen dezelfde vraag als Van Noort nu: ‘Wat valt er aan te doen?’

Eigenlijk is het een taak voor de publieke omroep. Een debatprogramma als De achterkant van het gelijk zou in vernieuwde vorm een goede aanzet kunnen geven. Het format leent zich uitstekend voor de behandeling van actuele onderwerpen, zoals

  • woningbouw,
  • stikstofbeleid,
  • energietransitie en
  • arbeidsmarkt.

Nodig dan niet alleen maar ‘deskundigen/experts’ aan tafel, maar ook vertegenwoordigers van groepen die zich niet gehoord voelen.
Zorg dat er ook een online-editie van zichtbaar is (YouTube), zodat alle generaties bediend worden. En ga een samenwerking aan met dagbladen, zodat de discussie ook langs die weg een vervolg krijgt.

We gaan een verkiezingsjaar tegemoet en de omroepen maken zich op voor een nieuw RTV-seizoen, waarin zij hopelijk met nieuwe programma’s komen die iets toevoegen.
Een uitgelezen kans voor de publieke omroep om haar bestaansrecht te bewijzen.

‘Leuker nieuws maken’ (revisited)

Het was maar een klein bericht in NRC/Handelsblad van woensdag, 23 januari, maar die krant nam tenminste nog de moeite om er plaats voor in te ruimen.

‘New York Times-columnist Russell Baker (93), winnaar van de Pulitzerprijs, overleden’

Op een paar journalistieke adepten na zal het bericht de meeste lezers waarschijnlijk zijn ontgaan (linksonder, pagina 14).
Wat was er zo bijzonder aan Russell Baker? Baker was een meester in het schrijven van satire, een stijlvorm die slechts weinigen echt beheersen. Maatschappijkritiek verpakt in ironie. Hij was er zo goed in dat hij er in 1979 een Pulitzerprijs voor kreeg. Die prijs kreeg hij voor zijn Observer-column in The New York Times. Over een periode van meer dan 25 jaar schreef Baker drie keer per week die column. 750 woorden per stukje. Ga er maar aan staan…..

Behalve die column schreef hij ook regelmatig voor andere bladen: boek- en filmrecensies bijvoorbeeld, voor The New York Review of Books. De eerste regel van zijn boekrecensie over de geschiedenis van de FBI luidde als volgt:

‘Fear of the evil foreigner seems to be an ever-present poison in American politics, and it was running higher than usual in 1917 when young J. Edgar Hoover took his first job at the Justice Department.’

Een regel die vandaag de dag zo weer opgeschreven zou kunnen worden.

Baker was nog een old school journalist, die de kneepjes van het vak leerde tijdens nachtdiensten op de redactie van The Baltimore Sun. Na acht jaar lang politiek correspondent te zijn geweest voor The New York Times, had hij genoeg van de leugens van politici en mocht hij een column gaan schrijven: Observer.

Aanvankelijk schreef hij in die column over politiek en het politieke wereldje, maar na een paar jaar begon hij zijn werkterrein te verbreden. Een van zijn meest geliefde onderwerpen vormde zijn eigen beroepsgroep: de media.

Hier is een voorbeeld van een column van hem uit 1989, waarin hij het met name op de tv-wereld heeft gemunt:

Ik moest aan Baker denken toen ik afgelopen week aanwezig was bij een symposium over 10 jaar Nieuwscheckers. Nieuwscheckers begon ooit als een onderwijsproject voor studenten journalistiek in Leiden. Inmiddels is factchecken wereldwijd uitgegroeid tot een volwaardig beroep, dat echter niet als zodanig beloond wordt. Een van de meest succesvolle factcheck websites in Engeland is n.b. eigendom van een liefdadigheidsorganisatie.

Hoe het ook zij, ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan publiceerden de Leidse Nieuwscheckers een analyse van ruim honderdduizend Facebook-berichten over de periode 2013-2017. Daaruit blijkt dat ongeveer 5 miljoen Nederlandse Facebook-gebruikers minstens een keer pulpnieuws hadden gedeeld of leuk hadden gevonden.

Pulpnieuws bestaat uit berichtjes in de categorie van ‘Mannen worden geil van de geur van rotte eieren’ en ‘Deze vrouwen zijn in elkaar geslagen door asielzoekers’ (compleet met foto’s van lelijk toegetakelde vrouwengezichten).
Websites die zulke berichten verspreiden krijgen op Facebook meer reacties dan berichten van gevestigde media zoals de NOS of een dagblad.
Miljoenen Nederlanders vinden nepnieuws dus blijkbaar meer de moeite waard om te delen dan feitelijk nieuws.

Totdat iemand met een degelijke studie over de psychologie van het delen op social media komt (hint! hint!) onthoud ik mij van een mening over de vraag waarom mensen pulpnieuws delen.

Terug naar Baker: waarom moest ik aan hem denken tijdens dat symposium in Leiden over factchecken?
Omdat Baker die column uit 1989 zo eindigde:

Let wel: de column dateert uit 1989. Er was nog geen Facebook, er was nog geen Google. Praktisch niemand had toen nog van internet gehoord. Baker schreef over de Amerikaanse televisieomroepen, die toen begonnen met reality shows en het naspelen van gebeurtenissen.

Nu, precies 30 jaar later (…) zitten we met de gebakken peren. Nepnieuws heeft ertoe geleid dat iemand president van de VS is geworden, die dat eigenlijk helemaal niet wilde. Nepnieuws heeft ertoe bijgedragen dat een meerderheid van de Britten voor Brexit stemde.
Baker zag het aankomen. In 1989.

Dit Twitter-bericht van vrijdag, 25 januari geeft goed weer waar wij nu staan:

Mediacrisis? The medium is the message!

In zijn boek Thinking Fast and Slow (2011) onderscheidt Daniel Kahneman twee manieren van denken, die ik voor het gemak als volgt samenvat: intuïtief en geconcentreerd, oftewel systeem 1 en systeem 2. Ben jij een systeem 1- of een systeem 2-denker? En wat heeft dat met de mediacrisis te maken? Continue reading “Mediacrisis? The medium is the message!”

5 dingen die je moet weten over nepnieuws

“Als ik een woord gebruik”, zei Humpty Dumpty op minachtende toon, “betekent het precies wat ik wil dat het betekent – niets meer en niets minder.”
“De vraag is”, zei Alice, “of je woorden zoveel verschillende betekenissen kan geven.”
“De vraag is”, zei Humpty Dumpty, “wie er de baas is – dat is alles.”
Uit Achter de Spiegel (Through The Looking Glass) van Lewis Carroll.

Social media blijken het ideale vehikel om nepnieuws te verspreiden. Dat is op zichzelf al ernstig genoeg, maar bij verkiezingen kan het van invloed zijn op het kiezersgedrag. De gephotoshopte afbeelding van D66-lijsttrekker Pechtold was daar begin deze week weer een voorbeeld van.

Hoe stellen wij ons tegen die misleiding teweer? 5 richtlijnen om met nepnieuws om te gaan. Continue reading “5 dingen die je moet weten over nepnieuws”

Een blonde vrouw op de voorpagina

Hoe gaan media om met nieuws via Twitter? Dat was het onderwerp van een debat in Buitenhof afgelopen zondag (8-1) met hoofdredacteur van de Volkskrant, Philippe Remarque, en voormalig adjunct-hoofdredacteur van NRC Handelsblad, Hubert Smeets. Presentator Paul Witteman sprak van een ‘journalistiek dilemma’. Terwijl de pers hier nog worstelt met dat dilemma, zijn in de VS de eerste experimenten met een nieuwe aanpak ervan al gepubliceerd. Continue reading “Een blonde vrouw op de voorpagina”

Hoe (social) media een politiek monster helpen baren

Van de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2012 weten wij dat social media een belangrijke rol speelden bij de overwinning van Obama. Die rol is bij de verkiezingen van dit jaar alleen maar toegenomen. Zowel in de verkiezingscampagnes van beide presidentskandidaten als in de media. Continue reading “Hoe (social) media een politiek monster helpen baren”

Is privacy pas interessant als het op tv komt?

Met De Privacytest en het realityprogramma Hunted zette de publieke omroep het onderwerp ‘privacy (online)’ de afgelopen week volop in de schijnwerpers. Een goed initiatief, maar wel een beetje laat nu vrijwel alle gegevensuitwisseling via internet plaatsvindt. En weten we nu precies hoe het zit met onze privacy? Continue reading “Is privacy pas interessant als het op tv komt?”