De 12 leukste en interessantste woorden van 2018

Iemand zou eens onderzoek moeten doen naar het verband tussen de keuze van woord van het jaar en de psychische gesteldheid van een volk. Als je namelijk kijkt naar de woordkeuzes van de landen om ons heen en in de VS, dan ontkom je niet aan de gedachte dat de mentale staat van een land een grote rol speelt bij de keuze van woord van het jaar. Continue reading “De 12 leukste en interessantste woorden van 2018”

IDFA toont veranderend beeld Amerika

Continue reading “IDFA toont veranderend beeld Amerika”

De grootste f*up uit de geschiedenis van Silicon Valley

General Magic. Springplank voor veel succesvolle carrières, maar ook een valkuil voor overambitieuze enthousiastelingen. Nu is er eindelijk een documentaire over het belangrijkste bedrijf in Silicon Valley waar niemand ooit van gehoord heeft. Continue reading “De grootste f*up uit de geschiedenis van Silicon Valley”

Beyond Klimt: hoe een nieuw (kunst)tijdperk werd ingeluid

Ter gelegenheid van de honderdste sterfdag van Gustav Klimt lopen er momenteel twee tentoonstellingen in Wenen waar zijn werk centraal staat. Een daarvan, Beyond Klimt, zal vanaf eind september ook in Brussel te zien zijn. Wat maakte Klimt tot de wegbereider van een nieuw (kunst)tijdperk?

Geen Oostenrijkse kunstenaar waarover zoveel is geschreven als Gustav Klimt (1862 – 1918). Zo controversieel als zijn werk was tijdens zijn leven, zo populair is het nu. Op het kitscherige af: je kan in Wenen paraplu’s kopen met een afbeelding van ‘De Kus’  – misschien wel Klimt’s bekendste schilderij. Klimt is bijna een industrie geworden: het barst van de boeken over Klimt als tekenaar, Klimt en de antieke wereld, Klimt en de Ringstrasse. En natuurlijk over Klimt en zijn relaties met vrouwen. De catalogus van de tentoonstelling in het Weense Belvedère vermeldt dat hij bij 15 verschillende vrouwen kinderen heeft verwekt.

‘De Kus’ (1907/1908)

Maar wat zegt dat over zijn werk? In wat voor tijd leefde Klimt? Klimt leefde in een tijd die opvallend veel overeenkomsten vertoont met de onze: een wereld waarin allerlei vaststaande normen en waarden op losse schroeven kwamen te staan en plaats maakten voor tegenstellingen en verwarring.

Het mondaine Wenen van rond 1900 was bijna drie eeuwen lang het middelpunt geweest van de Habsburgse monarchie. Dat rijk strekte zich op het hoogtepunt van haar macht uit van Polen, via het huidige Kroatië tot het huidige Hongarije.

Klimt ging op 14-jarige leeftijd naar de School voor Kunstnijverheid in Wenen. Hij was het tweede kind uit een gezin van zeven in het toenmalige Bohemen (nu Tsjechië). Zijn kunstzinnige aanleg had hij ongetwijfeld meegekregen van zijn vader, die graveur was. Twee van zijn broers gingen naar dezelfde school.

Tijd van vernieuwing
De opleiding die hij ging volgen, bestond nog maar drie jaar en was een unicum voor continentaal Europa. De school vormde onderdeel van het Museum voor Kunst en Industrie en moest een bron van inspiratie worden voor de ‘nieuwe’ burgerij (de nieuwe klasse van fabriekseigenaren, notabelen en klerken).

Die bourgeoisie was, na het Europese revolutiejaar 1848, een maatschappelijke én politieke factor van betekenis geworden. Maakten vóór die tijd de aristocratie, het leger en de kerk nog uit hoe een land bestuurd werd, met de liberale burgerij was er een klasse bijgekomen. En die klasse maakte aanspraak op een plaats in de geschiedenis.

Het was de tijd ook van de (tweede) industriële revolutie en grote uitvindingen: het wisselstroomprincipe (Tesla!), de dieselmotor, elektrische straatverlichting, fotografie, de radio enzovoort. Kortom: een tijd van vernieuwing.

In het toenmalige Wenen betekende dat ook een groots nieuw stadsplan: de aanleg van de Ringstrasse. Een ring rond het oude centrum, breed genoeg voor grootschalige militaire transporten en parades (voorwaarde van het leger), waarlangs nieuwe, monumentale gebouwen hun plaats moesten krijgen: theaters, musea, universiteit, parlement en natuurlijk appartementen voor de nieuwe burgerij.

Voor iemand als Klimt, afgestudeerd als architectonisch decorateur, vormde het natuurlijk een uitdaging om aan de inrichting van al die nieuwe bouwwerken een bijdrage te kunnen leveren.
Die kans kwam – na eerder al een bijdrage te hebben geleverd aan de bouw van theaters in o.m. Boekarest en Karlsbad – met de opdracht voor de plafondschildering van het trappenhuis van het Kunsthistorisch Museum. Alleen moest hij zich wel houden aan het voorschrift om de geschiedenis zo natuurgetrouw mogelijk uit te beelden. Voor eigen interpretatie was geen plaats.

Dat werk leverde meer soortgelijke opdrachten op. Zijn naam werd gevestigd nadat hij in 1887 het interieur van het oude – aan de Ringstrasse gelegen – Burgtheater mocht schilderen. Maar de naturalistische stijl, zo geliefd bij de burgerij, kwam Klimt zelf de neus uit. In zijn ogen was die stijl ‘geschiedenis’, terwijl de wereld aan verandering, vernieuwing toe was. Parijs was in de ban van het impressionisme (Monet!), art nouveau en art deco dienden zich aan.

De eerste kans om zijn ideeën over een nieuwe stijl ten uitvoer te brengen, kreeg Klimt in 1898/99 toen hij samen met twee andere kunstenaars een deel van het paleis van grootindustrieel Dumba mocht vormgeven.
Klimt richtte de muziekkamer in, ontwierp de wanddecoratie en maakte twee schilderijen (Muziek II en Schubert aan de piano). Beide schilderijen gingen verloren bij een brand aan het eind van WO-II in kasteel Immendorf, waar veel door de Nazi’s in beslag genomen kunst lag opgeslagen. Gelukkig zijn er foto’s van beide werken bewaard gebleven (in 1888 was door Kodak de eerste fotocamera met rolfilm uitgebracht voor het grote publiek). Vooral in Muziek II waren elementen van zijn latere werk te herkennen.

Het was het jaar nadat Klimt, samen met andere vertegenwoordigers van een nieuwe generatie kunstenaars, in 1897 de Secession had opgericht. De Secession wilde de nieuwe kunststromingen laten zien: binnen het bestaande kunstgenootschap was er geen plaats voor. Invloeden van Nietzsche’s filosofie, de muziek van Mahler (1860 – 1911) en stadgenoot Freud lieten zich gelden.
Architect Jozef Olbrich ontwierp een eigen gebouw voor de nieuwe kunstenaarsbeweging – het gebouw bestaat nog steeds en wordt momenteel gerenoveerd. In september zal het feestelijk worden heropend.

Rel om faculteitsschilderingen
Juist in die tijd kreeg de toen 32-jarige Klimt de opdracht van het Ministerie van Onderwijs voor plafondschilderingen in de aula van de nieuwe universiteit. Zijn eerste schildering stuitte echter op verzet binnen de faculteit voor Filosofie. Klimt zou over te weinig intellectuele bagage beschikken, waardoor hij ‘esthetisch faalde’. De rector magnificus zei dat in een tijd waarin de filosofie naar waarheid in de exacte wetenschap zocht, een ‘fantastische weergave’ niet paste. In een petitie spraken 87 faculteitsleden zich uit tegen Klimt’s schildering.

Ook zijn volgende plafondschildering (Geneeskunde) werd met kritiek ontvangen. Klimt’s allegorie voldeed niet aan het beeld dat de medici zelf van hun vak hadden. Geneeskunde was in hun ogen gericht op het voorkomen en genezen van ziektes. Klimt’s schildering daarentegen deed hen nog het meest denken aan een nachtmerrie, waarin een naakte, zwangere vrouw in het luchtledige leek te zweven en de dood niet ver weg was.

Ook politici gingen zich nu mengen in het debat, met als gevolg dat de openbaar aanklager inbeslagname eiste van het tijdschrift dat de Secession uitgaf.
Tegelijkertijd riep een aantal rechtse parlementariërs de minister van Cultuur ter verantwoording: paste de kunststroming van de Secession wel in de samenleving?

De eeuwwisseling vond plaats, de absolute macht van de Habsburgse monarchie was tanende, allerlei nationaliteitskwesties binnen het rijk speelden op, de vrouwenrechtenbeweging liet zich gelden: de maatschappij bevond zich in een ‘identiteitscrisis’. Gevolg was dat zowel de Rooms-katholieke kerk als ‘nieuw rechts’ het tijd vonden worden om die ontwikkelingen een halt toe te roepen.

Voor Klimt betekende het onder meer dat zijn benoeming als hoogleraar aan de Academie voor Beeldende Kunsten niet werd goedgekeurd.
Als reactie op alle kritiek besloot hij het ontwerp voor de laatste faculteitsschildering (Jurisprudentie) drastisch te veranderen. In het eerste ontwerp stond Vrouwe Justitia nog vervaarlijk te zwaaien met een zwaard om de dreiging van het kwaad af te weren. In de definitieve versie zien wij een duidelijk schuldig mannelijk naakt (handen gebonden op de rug), omringd door drie vrouwenfiguren.

Schildering Jurisprudentie (definitieve versie 1907). Verloren gegaan bij brand in 1945.

Klimt bood het aan als officiële inzending voor de Wereldtentoonstelling in het Amerikaanse St. Louis, waar in datzelfde jaar (1904) ook de Olympische Spelen werden gehouden. Zijn inzending werd geweigerd.
Dit doek werd behalve door rechts en de kerk ook in linkse kringen slecht ontvangen: hoe kon hij in een tijd van politieke, sociale en economische onrust uitgerekend de rechtspraak verbeelden als een individuele strijd tussen man en vrouw?
Klimt gaf de opdracht terug, de werken werden door de staat verkocht aan vermogende particulieren. Alle drie de plafondschilderingen gingen verloren bij de eerder genoemde brand in kasteel Immendorf.

‘Art never expresses anything but itself’
Teleurgesteld over zoveel tegenwerking trok hij zich terug uit het publieke leven en liet zeker vijf jaar lang geen nieuw werk zien. In de laatste vijftien jaar van zijn leven portretteerde hij bijna alleen nog maar vrouwen en een aantal landschappen.

In een zeldzaam interview dat hij gaf na de rel om de faculteitsschilderingen zei hij: “Genoeg met de censuur. De staat mag geen dictatuur over het tentoonstellingswezen en de gedachtewisselingen tussen kunstenaars uitoefenen (…).” Klimt had zijn bekomst van staatsbemoeienis en zou voortaan alleen nog maar in opdracht van particulieren werken.

In 1908 opende hij nog wel de tentoonstelling van de Kunstschau, een tentoonstelling met een tekst van Oscar Wilde als motto: ‘Art never expresses anything but itself’. In de openingsspeech zei hij het te betreuren dat het maatschappelijke leven gedomineerd werd door politiek en economie.

Zijn beroemdste werk, De Kus, werd daar voor het eerst aan het grote publiek getoond. Er zijn honderden interpretaties over de betekenis van het schilderij gegeven: over de betekenis van de rechthoekige symbolen op de mantel van de man en de ronde symbolen op de kleding van de vrouw, de situering van het tafereel op de rand van een bloemenweide, het feit dat de lichamen nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn, enzovoort, enzovoort.
Klimt heeft er zichzelf, in het openbaar althans, nooit over uitgelaten. ‘Art never expresses anything but itself’.

De tentoonstelling ‘Klimt ist nicht das Ende’ zal onder de titel ‘Beyond Klimt’ vanaf 21 september te zien zijn in het Brusselse Bozar. Naast werk van Klimt zal daar ook werk van tijdgenoten en opvolgers te zien zijn.
In het Weense Leopold museum loopt nog tot 4 november een aparte tentoonstelling die aan zijn werk is gewijd.
En tot 2 september kunnen op een speciaal geconstrueerde steiger in het Kunsthistorisches Museum zijn decoraties van het trappenhuis
van dichtbij worden bezichtigd.

De ‘publieke waarde’ van de omroep. Wat is dat eigenlijk?

Afgelopen woensdag ging het Kamerdebat over de bezuinigingen op de publieke omroep niet door wegens ziekte van minister Slob. Het debat zal – in verband met het zomerreces – nu pas in september plaatsvinden. Die zomerpauze biedt iedereen mooi de gelegenheid eens goed na te denken over een begrip dat constant terugkeert in elk artikel en debat over de omroep: ‘publieke waarde’. Maar wat is die ‘publieke waarde’ dan? Hebben wij het wel over hetzelfde? En hoeveel hebben wij er voor over? Continue reading “De ‘publieke waarde’ van de omroep. Wat is dat eigenlijk?”

Als je bijna 22 jaar lang met een kat hebt samengeleefd

22 jaar – zo lang was zij bij ons. Moppie.
Onlangs hebben wij haar in moeten laten slapen. Ze ging steeds slechter lopen, eigenlijk was het meer waggelen dan lopen. Dat kwam ook omdat een van haar achterpoten krom was gaan staan (heeft er iemand per ongeluk op getrapt?).
En er waren momenten waarop zij onderweg naar de keuken of tijdens haar spaarzame wandelingetjes in de achtertuin soms minutenlang stil bleef staan: ze was onderweg, ja, dat wist ze nog wel, maar waarheen ook al weer?

Moppie kwam uit een nest van vier en we kozen haar omdat ze zulke prachtige hagelwitte haren op haar borst had in de vorm van een omgekeerde driehoek, die in een punt verdween ergens tussen haar voorpoten. Die blouse, zoals Yvon dat noemde, vormde een scherp contrast met de lange zwarte haren die de rest van haar lichaam sierden.

Het gaf haar een gedistingeerd uiterlijk en daar gedroeg zij zich ook naar: een dame van stand. Ze mocht dan het resultaat zijn van een vluchtige verbintenis tussen een echte Pers en een huis-tuin-en-keuken kat – een ‘halve Pers’ zoals haar oorspronkelijke eigenaresse het noemde – maar mevrouw had wel degelijk ‘katsones’.

Verfijnde smaak
Zo moest ze niets hebben van gewoon kattenvoer, dat was te ordinair. Het moest minstens een blikje Purina zijn en dan ook nog alleen bepaalde smaken (geen tonijn, bah!). Graag in kleine porties verspreid over de hele dag. Bij voorkeur op die tijdstippen dat het mevrouw beliefde. Dat betekende zelfs in de laatste maanden van haar leven nog minstens acht keer per dag. Alsof ze dacht: ‘Ik neem het er nog even lekker van!’

Nu zult u misschien zeggen, je laat je toch niet door een kat haar wil opleggen?
Alleen mensen die geen kat hebben, stellen zo’n vraag. Moppie kon namelijk heel dwingend miauwen. En als je niet meteen reageerde op haar roep om eten, dan kwam ze naar je toegelopen en ging je doordringend zitten aanstaren. Probeer daar maar eens stoïcijns onder te blijven.

Het maakte haar daarbij niet uit of wij net naar een spannende scène van House of Cards of The Handmaid’s Tale zaten te kijken, in gesprek waren met gasten of aan het werk: nee, mevrouw moest eten en wel nu!

Gordiaanse knopen
Perzen hebben langere haren dan gewone katten, zo ook halve Perzen. Vanwege die lange zwarte haren moest zij minstens twee keer per jaar naar de kapper, anders kreeg zij Gordiaanse knopen die met geen kam meer vielen te ontwarren.

Mevrouw moest dan ook zeker één keer per dag uitgebreid gekamd worden. Denk niet dat zij daar dankbaar voor was. Integendeel, het kwam Yvon regelmatig op gegrom te staan en als het mevrouw te gortig werd kon je een knauw krijgen!
Van dat kammen, kwam het niet altijd. Twee werkende baasjes hebben, als ze thuis komen, wel andere dingen aan hun hoofd dan het kammen van de kat.

Studio Sport
Moppie was ook geen aanhankelijke kat. Bij je op schoot komen liggen, was er niet bij. Ze maakte één uitzondering op die regel en dat was tijdens de uitzendingen van Studio Sport op zondagavond!

Als ik in de luie stoel klaar zat om de verrichtingen van de Eredivisieclubs te gaan bekijken, sprong zij bij mij op schoot en nestelde zich behaaglijk op mijn schoot.
Vraag mij niet waarom nou juist tijdens dat televisieprogramma, want ze had nauwelijks aandacht voor wat er op het beeldscherm plaatsvond. Zodra de slottune van het programma klonk, sprong ze ook onmiddellijk weer van mijn schoot. Jarenlang heeft ze die typische gewoonte aangehouden, totdat ze te oud werd om nog te springen.

In de laatste jaren heb ik nog wel eens getracht om haar op te pakken als het programma begon met de woorden ‘Kom, gaan we samen lekker Studio Sport kijken’, maar dat werkte niet. Ze begon tegen te stribbelen en ik kreeg van Yvon te horen dat ik haar tegen haar wil vasthield. Dat moet je net zo min als met mensen ook niet met dieren doen.

Gewoontes
Over gewoontes gesproken: lange tijd had Moppie geen vaste slaapplek. Zoals veel katten ging ze regelmatig op de stapel wasgoed liggen die net uit de droger was gehaald. En als je niet snel je witte overhemden en T-shirts weghaalde, kon je daarna aan de slag om je kleding te ontharen.

Een opengeslagen krant vormde voor haar ook altijd een uitnodiging om er languit op te gaan liggen. Maakte niet uit dat je die op dat moment aan het lezen was.

Een paar jaar geleden kwam Yvon met een kussentje thuis, dat strategisch werd geplaatst op een kleine verhoging vlak bij de centrale verwarming. Dat werd haar vaste slaapplek.

Naarmate het kussentje langer in gebruik was, werd het nogal groezelig. Toen Yvon het weghaalde en verving door een ander soortgelijk kussentje, moest ze er niets van hebben. Ze moest haar eigen kussentje weer terug, die met die panterprint. Zo gezegd, zo gedaan.
Het kussentje werd wel om de zoveel tijd gestofzuigd en gewassen, maar dat maakte haar allemaal niet uit. Als het maar dat kussentje was en geen ander.

Kattenfluisteraar
Van vreemden moest zij niets hebben. Er golden twee uitzonderingen: beiden mannen. Ja, mevrouw had zo haar voorkeuren…
Eigenlijk telt onze zoon niet mee, omdat hij met haar is opgegroeid zolang hij nog thuis woonde.

Maar de vriend van onze buurvrouw vormde een echte uitzondering. Wij noemden hem ‘de kattenfluisteraar’, omdat hij er in slaagde om haar te ontdoen van een aantal zware haarknopen, zonder dat mevrouw kennelijk bezwaar maakte. Hij vertelde – want wij mochten er niet bij zijn – dat hij haar zachtjes scheerde, terwijl zij in zijn gespierde armen lag.

Een paar jaar geleden hebben we haar naar een dierenkliniek meegenomen, toen ze weer eens vol met haarknopen zat. Daar werd ze dan in een muf ruikend glazen lokaal – waar even tevoren een schapendoes getrimd was – door twee potige tantes in bedwang gehouden, terwijl ze werd geschoren. Zowel op de heen- als op de terugreis miauwde ze zo klagelijk, dat we besloten haar daar nooit meer naartoe te brengen.
Vandaar ‘de kattenfluisteraar’.

Schrander
We hebben eerder katten gehad, maar die waren niet zo schrander als Moppie. Ja, er was ooit die kater, Spookie (zo genoemd omdat hij vrijwel helemaal wit was). Die slaagde erin, tijdens onze afwezigheid in een van onze vorige woningen, de koelkast te openen en er een stuk kaas uit te roven. Ik zal u de verdere details besparen.

Dat was meer sluw dan slim. Om u een idee te geven van de schranderheid van Moppie: als zij buiten was en wij op de fiets of met de auto thuiskwamen, kwam ze ons miauwend begroeten nog vóórdat wij een voet op het voorpad hadden gezet. Met andere woorden ze herkende het geluid van onze fietsen en onze auto.

Nieuwe kat
‘Hebben jullie al een nieuwe kat?’, vroeg laatst iemand aan Yvon.
‘Nee’, luidde haar antwoord, ‘Voorlopig moeten wij daar niet aan denken. De herinnering is nog te vers.’
Moppie was een kat met unieke karaktertrekken en als je bijna 22 jaar met een kat hebt samengeleefd, dan neem je niet zo gauw een ander.
Dat doe je met een mens toch ook niet?

Leonard Cohen (1934 – 2016)

Ik zal een jaar of 14 zijn geweest en smoorverliefd op een meisje met vuurrood haar. De liefde was wederzijds. Alle clichés die er bestaan over puberliefdes waren op onze verhouding van toepassing. Met dit verschil dat zij een liefhebster was van Franse chansons én…Leonard Cohen. Zij was in het bezit van zijn debuutalbum, Songs of Leonard Cohen, met bekende klassiekers als Suzanne, Sisters of Mercy and So long, Marianne.
Die Marianne in het laatste lied is Marianne Ihlen, een Noorse vrouw, die Cohen veertig jaar geleden in Griekenland ontmoette. Zij is altijd zijn muze gebleven. Marianne Ihlen overleed eerder dit jaar.

Gisteravond, 11 november 2016, hoorde ik So long, Marianne opnieuw in een gezamenlijke live uitvoering door Bear’s Den en Matthew and the Atlas in de Melkweg te Amsterdam. Een a-capella gezongen eerbetoon aan de zanger en dichter waarvan diezelfde ochtend bekend was geworden dat hij eerder die week op 82-jarige leeftijd was overleden.

‘Mijn Marianne’ van veertig jaar geleden heb ik al een tijdje niet meer gezien. De laatste keer was bij de begrafenis van haar moeder, een aantal jaren geleden. Ook nadat ‘mijn Marianne’ en ik niet meer bij elkaar waren, onderhielden haar moeder en ik nog contact. Vraag mij niet ‘waarom’…..
‘Mijn  Marianne’ trouwde en hertrouwde en woont nu gelukkig samen met haar derde man. De kinderen uit haar twee huwelijken zijn inmiddels volwassen. Ik hoop dat haar en mijn kinderen, ja, misschien wel alle kinderen…..over hun relaties in het leven dit refrein ook nog mogen (mee)zingen:

Now so long, Marianne, it’s time that we began
to laugh and cry and cry and laugh about it all again.

Ik ben helemaal niet geïnteresseerd in rock and roll….

Cover Interview june 1978

Lisa Robinson schrijft al meer dan veertig jaar over populaire muziek en heeft zo’n beetje iedereen geïnterviewd die er in die wereld toe doet. John Lennon, Jay Z, Bono, Lady Gaga, Mick Jagger, Kanye West…het zijn slechts enkele namen. Recent had zij een uitgebreid interview met Rihanna voor Vanity Fair (met foto’s van Annie Leibowitz). Robinson staat er om bekend dat zij in staat is een vertrouwensband op te bouwen met haar ‘gasten’. Zo ook met David Bowie (1947 – 2016), die zij meerdere keren interviewde.
Bowie had in mei 1978 een optreden met het Orkest van Philadelphia verzorgd, waarbij hij de sprekende stem was in Prokofjev’s ‘Peter en de Wolf’. Een maand later sprak Robinson hem voor het maandblad Interview. Een aantal fragmenten daaruit:

ROBINSON: ‘Vind je dat je muziek meer avant-garde wordt? Minder rock and roll?’
BOWIE: ‘Ik denk niet dat het avant-garde is. Ik denk dat het muziek is die niet erg veel gespeeld wordt, en dat heet dan avant-garde. (…) Ik ben helemaal niet geïnteresseerd in rock and roll….’
ROBINSON: ‘Als je het podium opgaat, dan stap je de rock and roll wereld in.’
BOWIE: ‘Nee, dan ben ik gewoon David Bowie. Mick Jagger is rock and roll. Ik bedoel, ik ga erop uit en mijn muziek is grofweg in het format van rock and roll. Ik gebruik de akkoorden schema’s en het instrumentarium van rock and roll, maar ik voel mijzelf geen rock and roll artiest.’
En, verderop in het interview:
‘Ik was nooit van plan iets met rock and roll te doen; het wilde iets met mij. Maar als je het over mij en mijn werk hebt, ik ben behoorlijk serieus in alles wat ik doe, maar ik zie dat niet als iets dat met rock and roll heeft te maken. ’

Het is de periode tussen de albums ‘Heroes’ en ‘Lodger’ en Bowie heeft net een zakelijk geschil achter de rug met zijn voormalig management, waarbij hij miljoenen dollars kwijtraakte. Robinson zegt dat ze nauwelijks kan voorstellen dat hij zich zo heeft laten belazeren, omdat zij altijd dacht dat hij de touwtjes strak in handen had.

BOWIE: ‘Ik denk niet dat ik de mastermind ben, waar mensen mij voor houden. (…) Wat ik doe is vaak erg goed. Sommige dingen stinken, sommigen.’
ROBINSON: ‘Wat vind je niet goed?’
BOWIE: ‘Oh, ik vond ‘Aladdin Sane’ niet erg goed. ‘Diamond Dogs’ is geweldig, dat is nog steeds een van mijn favoriete albums. Stukjes en beetjes van ‘Station to Station’ zijn aardig. Ik ben nog niet zo zeker van ‘Young Americans’. Misschien houd ik er niet van. Ik houd van het meeste op ‘Ziggy Stardust’, ik houd van alles op ‘Low’ en het meeste op ‘Heroes’, behalve ‘The Secret Life of Arabia’ wat ik maar aan het eind heb gezet, omdat ik nog iets miste.’

Tot slot heeft Robinson het met hem over film en schilderen.
BOWIE: ‘Ik weet niet of ik goed kan schilderen, maar ik weet dat ik goed ben in wat ik in het openbaar doe. Ik ben een Steenbok, weet je, dus ik laat niets zien totdat ik het gevoel heb dat ik er iets van terecht breng. Ik ga weg, verstop mijzelf en oefen totdat ik het voor elkaar heb en kom er dan mee naar buiten: ‘Kijk, ik kan het.’’

In hetzelfde nummer van Interview stond ook een uitgebreid gesprek met Brian Eno, die vlak na het overlijden van Bowie het volgende op zijn Twitter-account plaatste:

In Memoriam Rogi Wieg (1962 – 2015)

Op 10 maart 1990 publiceerde Het Parool een pagina waarin tien Nederlandse dichters antwoord gaven op de vraag of een gedicht nou wel of niet moet rijmen. Rogi Wieg: “De inhoud mag nooit ten koste gaan van de vorm en omgekeerd. Als het goed is mag je, als je een gedicht leest, niet merken dat het rijmt. Het moet volmaakt in je oren klinken en pas als je eens beter naar het gedicht gaat kijken, moet je zien dat er sprake is van rijm.”
Hij kon er zelf ook wat van, getuige dit gedicht:

Om iets te weten van de toekomst

Als jongeman is er veel tevredenheid
over wat ik ben. Mijn toverdraad
van dagverblijf waarin ik nooit vermijd
om iets te zijn dat zinvol lijkt, laat

mij nog niet alleen. Ik luister meer
dan ik nog spreek, maar dat uit moeheid
voor de taal, die ik zo langzamerhand verleer.
Mijn woordenboek is schraal, op tijd onvoorbereid.

En later leer ik anders spreken,
anders; mijn leven
wordt zo in de tijd vergeleken.

Er is dan sprake van een slechte bezigheid,
of van uiteindelijke dingen.
De taal is met verdenking uitgebreid.

Uit: Toverdraad van dagverdrijf (1986).