Blog

De onbekende Beatrix Potter

Ze is vooral bekend door haar boeken over Pieter Konijn, maar Beatrix Potter was zo veel méér: mycoloog, natuurbeschermer en zakenvrouw. Bovendien: Pieter Konijn was slechts één van haar vele creaties. Tijd voor een herwaardering.

Dat de omgeving van Lake Windermere niet volgebouwd is met recreatiebungalows of, nog erger, lelijk grote appartementencomplexen, hebben wij eigenlijk te danken aan Beatrix Potter.

Lake Windermere, met zicht op de oostelijke oever (Foto: Flip Schultz)

Al voordat Beatrix Potter de 17e eeuwse boerderij Hill Top kocht – die voor haar een toevluchtsoord werd na de plotselinge dood van haar verloofde in 1905, was zij onder de indruk geraakt van de natuurpracht van het Lake District, het heuvelachtige landschap in het noordwesten van Engeland.
Als tiener namen haar ouders in 1882 mee op vakantie naar Wray Castle, een 19e eeuws kasteel aan de oevers van Lake Windermere. De toenmalige bewoner én latere oprichter van de National Trust, Hardwicke Rawnsley, wakkerde haar interesse voor de natuurwetenschappen aan.

Studie mycologie

Van jongs af aan tekende Potter graag en veel. Haar ouders, zelf kunstliefhebbers, stimuleerden haar tekentalent: ze las talloze liefst geïllustreerde boeken en bezocht samen met haar vader – enthousiast amateurfotograaf – regelmatig musea. Haar observatievermogen werd al vroeg herkend door een bevriend schilder van de familie, Sir John Everett Millais, een van de Prerafaëlieten.
Behalve (huis)dieren begon Potter tekeningen te maken van fungi (schimmels of zwammen). In de loop van twintig jaar zou zij een collectie opbouwen van meer dan 300 verschillende tekeningen van zwammen, die nu voor een belangrijk deel te zien zijn in het Armitt Museum te Ambleside.

‘Van alle hopeloze dingen om te doen, is een mooie dikke paddenstoel tekenen misschien nog wel het ergste.’

Haar tekeningen waren zo gedetailleerd en accuraat dat ze nog steeds voor lesboeken en gidsen worden gebruikt. Zo werden veel van haar tekeningen in 1967 (!) opgenomen in een paddestoelengids. 

Het bleef niet bij tekeningen: Potter ontwikkelde een theorie over de ontkieming van deze organismen. Schimmels planten zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk voort. De geslachtelijke voortplanting vindt plaats door middel van sporen, de ongeslachtelijke voortplanting gebeurt op vegetatieve wijze met schimmeldraden. Potter experimenteerde zelf met het laten ontkiemen van sporen – en had zo haar twijfels over de symbiose theorie. 

Ze nam die studie heel serieus op: via een oom, een chemicus, trad zij in overleg met botanici van Kew Gardens in Londen – waar de grootste botanische en mycologische collectie van de wereld is gehuisvest.

Als vrouw ‘en amateur’ werd zij echter door de directeur van Kew Gardens niet helemaal serieus genomen. Om te bewijzen dat zij wel degelijk wist waar zij het over had, diende ze in 1897 een scriptie in bij het gezaghebbende natuurhistorische genootschap, de Linnean Society. Titel: “Over het ontkiemen van paddenstoelen sporen”.

In die tijd moesten vrouwen nog bij het genootschap worden ‘geïntroduceerd’. Die eer viel te beurt aan George Massee, een vriend van de familie, die in Kew Gardens cryptogamen beheerde. Een cryptogaam is een plant die geen bloemen of zaden gebruikt om zich voort te planten.
Potter kreeg haar scriptie terug met het verzoek om het manuscript op bepaalde onderdelen aan te passen. Aan dat verzoek heeft ze nooit gehoor gegeven. Het manuscript werd decennialang verloren gewaand, tot het begin deze eeuw (!) – dus ruim honderd jaar later – weer opdook. En de Linnean Society bood postuum excuses aan voor de manier waarop Potter destijds was behandeld.

Carrière als schrijver/illustrator

Intussen begon Potter als schrijver en illustrator steeds meer naam te maken. Al in 1890 verkocht zij haar eerste illustraties aan een uitgever van een boek met liederen van een destijds populaire componist. En in de daaropvolgende jaren kwam er steeds meer vraag naar haar tekeningen.
Er was nog een ontwikkeling die haar carrière als schrijver/illustrator bevorderde: rond de eeuwwisseling begonnen uitgevers steeds meer kinderboeken te maken: de Britse bevolking verdubbelde namelijk in het Victoriaanse tijdperk (!) van bijna 17 miljoen tot 30 miljoen.

Het duurde dan ook niet lang voordat haar eerste eigen boek in 1902 uitkwam:  “The Tale of Peter Rabbit”, met dezelfde personages waarover zij in eerdere brieven aan kinderen had geschreven. Een jaar later volgden nog twee boeken: “The Tale of Squirrel Nutkin” en  “The Tailor of Gloucester”. De boeken bleken een groot succes.

Bij het uitgeven van haar boeken werkte ze nauw samen met haar uitgever, Norman Warne. Warne overtuigde haar om haar pentekeningen in te kleuren. In een groeiende markt voor kinderboeken zag hij de commerciële mogelijkheden. Al in 1903 maakte en patenteerde Potter een Peter Rabbit pop, gevolgd door andere ‘spin-offs’: bordspellen, kleurboeken, puzzels en serviezen.

Een van de bordspellen die in de jaren twintig werden uitgegeven met Potter’s illustraties.

De twee kregen een relatie en kondigden in 1905 hun huwelijk aan – zeer tegen de wens van haar ouders, die Warne qua maatschappelijke status geen goede match vonden. Als je de televisieserie ‘Downton Abbey’ hebt gezien, kan je je een voorstelling maken van het maatschappelijk milieu waarin Potter was opgegroeid.
Nog in datzelfde jaar stierf Norman Warne, volkomen onverwacht, als gevolg van een ernstige bloedziekte. Potter hoorde het nieuws tijdens een vakantie met haar ouders in Wales.

Natuurbeschermer

Warne en Potter waren van plan om in het Lake District een boerderijtje te kopen voor in de zomer. Bij hun zoektochten was hun oog gevallen op Hill Top, een idyllisch gelegen boerderij in het plaatsje Near Sawrey. De inkomsten uit de verkoop van haar boeken en een erfenis van een tante maakten die aankoop mogelijk.
Na de tragische dood van haar geliefde, besloot Potter de koop toch door te zetten en stortte zij zich fanatiek op het aanleggen van een tuin en de verbouwing van het pand naar eigen architectonisch ontwerp. Het was namelijk haar uitdrukkelijke wil dat Hill Top ‘gewoon’ een boerderij zou blijven en dus kwam de pachtersfamilie in de nieuwe aanbouw te wonen.

Hill Top op een regenachtige dag in september 2021. Links de aanbouw uit 1905 (Foto: Flip Schultz)

Potter ging steeds meer op in het boerenleven, introduceerde de door haar geliefde Herdwick schapen (toen al een uniek schapenras) en bemoeide zich steeds meer met het wel en wee van het boerenleven in de omgeving. Ze legde zichzelf toe op het fokken van ooien, waar ze in de jaren dertig zelfs prijzen mee won op regionale landbouwtentoonstellingen. In 1907 telde de boerderij op Hill Top 16 Herdwick schapen, zes koeien, een paar varkens en kippen. Veel van de dieren kregen van haar een naam.  

In 1909 kocht ze er nog een boerderij in het dorp bij, Castle Cottage. Ze zou er later samen gaan wonen met William Heelis, de plaatselijke notaris die haar juridisch hielp bij al haar grondaankopen juridisch bijstond. Hill Top werd haar werkadres, een wandeling van 5 minuten.
Bij die ene aankoop zou het niet blijven. Aan het eind van haar leven bezat zij 15 boerderijen met in totaal ruim 1600 hectare land, die zij allemaal naliet aan de National Trust (vergelijkbaar met de vereniging Natuurmonumenten in ons land).
Ze kocht de boerderijen niet uit winstbejag, maar uit angst voor het verdwijnen van de natuur en het bijbehorende boerenleven.

In 1912 voerde ze actie tegen plannen om watervliegtuigen op Windermere Lake te laten landen. Er volgde een petitie waarin werd opgeroepen vliegverkeer op en rond het meer te verbannen. Zelf schreef Potter iedereen binnen haar netwerk aan om de petitie te ondertekenen. Haar actie had succes: de plannen werden door de regering naar de prullenbak verwezen.

Toen zij in 1923 een van haar grootste landaankopen deed met het 800 hectare grote Troutbeck Park Farm (even ten noorden van Windermere), verbleef zij er vaak zelf dagenlang om mee te helpen met het werk op de boerderij.

Zij schaamde zich er niet voor om haar roem in te zetten voor het goede doel. In de jaren twintig kwamen de eerste Amerikaanse bewonderaars al naar Hill Top. De vriendschappen die daaruit voortkwamen, benutte Potter rond 1925 om een bouwproject tegen te gaan op de oostelijke oever van Windermere Lake. Ze maakte vijftig tekeningen van Pieter Konijn en stuurde die naar haar Amerikaanse bewonderaars met het verzoek om in ruil daarvoor een guinea (een Britse pond en een shilling) over te maken voor een inzamelingsactie tegen het bouwproject. Haar actie leverde 100 Britse ponden op en droeg ertoe bij dat het bouwproject niet doorging.

In 1930 was er sprake van dat Monk Coniston estate, een groot landgoed, opgekocht zou worden door projectontwikkelaars. Ze trad in overleg met de National Trust en kwam met hen overeen dat zij het landgoed zou kopen op voorwaarde dat de vereniging de helft ervan zou kopen, wanneer het daartoe de middelen had.

Literaire erfenis

Haar jaren op Hill Top waren in literaire zin ook haar meest productieve jaren. Ze zou er dertien boeken schrijven. En in zeker vijf van die boeken (o.m. “The Tale of Tom Kitten”) vormde de omgeving van de boerderij het decor.
Niemand minder dan Graham Greene schreef over die periode van haar schrijversbestaan:

“In de jaren 1904-1908 schreef zij haar meest humoristische boeken: “The Pie and the Patty Pan’’, “The Tale of Tom Kitten” en “The Tale of Mrs Tiggy Winkle”. Er zat maar één mislukking bij: “Mr Jeremy Fischer”. Mevrouw Potter had haar juiste stijl en plaats gevonden. De boeken speelden zich af in Cumberland; boerderijen, dorpswinkels, stenen muurtjes en de heuvelruggen van de Catbells vormden de achtergrond van haar tekeningen en proza. Zij bevolkte een landschap.”

Greene prees haar dialogen, die ‘leken op aforismen’ en was onder de indruk van de manier waarop zij in één regel een personage kon beschrijven.
Hij vroeg zich af of er een bepaalde gebeurtenis in haar leven had plaatsgevonden waardoor er vileine schurken in haar nieuwe boeken voor kwamen, zoals Mr Drake Puddle-Duck en de oude rat Samuel Whiskers.

Ze hield niet zo van die psychologische analyses van haar werk, liet ze Greene in een brief weten. Feit is dat ze dagelijkse ervaringen wel degelijk in haar boeken verwerkte: de eigenaar van een boerderij verderop in het dorp waar Potter regelmatig meningsverschillen mee had, is herkenbaar als Farmer Potatoes in “The Tale of Samuel Whiskers” – alle ratten uit het boek woonden op zijn boerderij.

“Met Peter Rabbit en zijn neef Benjamin creëerde Potter twee epische persoonlijkheden”, schreef Greene. Hij vergeleek hun karakters met die andere grote duo’s uit de wereldliteratuur: Don Quichote en Sancho Panchez, Pantagruel en Panurge, Pickwick en Weller. “Peter was een neuroot, Benjamin een man van de wereld en onverstoorbaar.”

Vanaf 1920 publiceerde Potter nauwelijks meer. Het boerenleven, de vele acties voor natuurbehoud en het beheer van de boerderijen, nam al haar tijd in beslag.

Potter overleed midden in de Tweede Wereldoorlog op 77-jarige leeftijd als gevolg van een zware bronchitis. Op haar verzoek werd haar as door haar favoriete schapenherder verstrooid op de hoogvlakten boven Near Sawrey.  
Al haar boerderijen en bijbehorend land liet ze na aan de National Trust.

Naschrift

Aanleiding voor dit artikel vormde een bezoek in september van dit jaar aan het Lake District en aan Hill Top.
Ik heb er voor gekozen de oorspronkelijk Engelstalige titels en namen te vermelden van Potter’s boeken, omdat in de loop der jaren Nederlandse uitgevers haar boeken in verschillende vertalingen hebben uitgebracht.
Overigens zijn er nu maar weinig Nederlandse vertalingen van haar werk verkrijgbaar. Vooral de boeken die zij tijdens de jaren in Hill Top schreef, verdienen een nieuwe vertaling. Jongere generaties kunnen er nog veel plezier aan beleven.  

In juni van dit jaar kwam eindelijk ‘Peter Rabbit 2’ uit, een film van Will Gluck. De film zou oorspronkelijk in de zomer van 2020 uitkomen. Door de COVID-19 pandemie werd dat uiteindelijk de zomer van 2021.

Wat maakt ‘Normal People’ zo’n goede tv-serie?

Het verhaal zelf lijkt op het eerste gezicht weinig om het lijf te hebben: jongen en meisje raken in het laatste jaar van de middelbare school verliefd op elkaar, gaan uit elkaar, komen daarna tijdens hun universiteitsjaren weer bij elkaar om vervolgens toch weer van elkaar verwijderd te raken. Een typische aan/uit-relatie.
Het is de manier waarop dit simpele gegeven echter is verfilmd, die de serie zo bijzonder maakt.


1. Om te beginnen: de stiltes
Er zijn maar weinig tv-series waarin zoveel stiltes vallen als in ‘Normal People’. Natuurlijke stiltes, wel te verstaan. Zoals die in het dagelijks leven ook vaak voorkomen in relaties.
Wanneer er in een film of serie stiltes voorkomen, dan is het vaak om een dramatische gebeurtenis te benadrukken: er is iets ergs gebeurd òf er staat iets ergs te gebeuren. Realiseer jij, als kijker, je dat wel?!
Niet in ‘Normal People’.
Regisseurs Lenny Abrahamson en Hettie Macdonald (elk de helft van de in totaal twaalf afleveringen) betonen zich in het kiezen van stiltes ware meesters.

2. De afwezigheid van gimmicks
Niemand raakt plotseling aan de drugs of krijgt opeens een ernstig ongeluk – een kunstgreep, waaraan veel scenario’s helaas mank gaan.  De schrijver weet het even niet meer en kiest voor een kunstmatige breuk in het verhaal, in plaats van de diepte in te gaan.
Niets van dat alles in ‘Normal People’.
We leren Connell en Marianne gaandeweg steeds beter kennen. Beiden afkomstig uit een eenoudergezin: Connell als enigst kind samenwonend met zijn moeder, Marianne woont samen met haar moeder en broer.
Qua maatschappelijke achtergrond verschillen ze nogal: Connell’s moeder is schoonmaakster en woont in een rijtjeshuis; de moeder van Marianne is een drukbezette, succesvolle advocaat met een landhuis.
Connell is een gevierde leerling op de middelbare school, vooral door zijn deelname aan het rugbyteam van de school. Marianne is een loner, met nauwelijks vriendinnen, maar wel de beste leerling van de school.
Setting: een plattelandsgemeente in Ierland, later universiteitsstad Dublin.

3. Camerawerk
We leren Connell en Marianne ook beter kennen door de vele close-ups tijdens betekenisvolle momenten. Dat heeft het effect dat je als kijker hun gevoelens en gedachten denkt te kunnen ‘lezen’. Dat was ook de bedoeling, zo vertelde regisseur Lenny Abrahamson in een interview met The New York Times.
Abrahamson werkte samen met cameravrouw Suzie Lavelle, Hettie Macdonald met Kate McCullough. Die keuze voor vrouwelijke cameramensen zal ongetwijfeld een rol hebben gespeeld bij de meest intieme scènes. Voor die opnames was ook een zogenaamde intimiteits-coördinator aanwezig, die de acteurs begeleidde bij de naaktscènes.   

4. Acteurs
Je zou denken dat wanneer een succesvol boek verfilmd wordt (van Sally Rooney’s boek zijn inmiddels wereldwijd meer dan een miljoen exemplaren verkocht), de producenten voor bekende acteurs kiezen.
De BBC en de Amerikaanse streamingdienst Hulu (eigendom van Disney) kozen echter voor twee jonge acteurs: Daisy Edgar-Jones (Marianne) en Paul Mescal (Connell), die bij het begin van de opnamen nog maar weinig ervaring hadden. Beiden waren toen respectievelijk 22 en 24 jaar.
Edgar-Jones had meegespeeld in de, ook hier in Nederland, populaire Britse tv-serie ‘Cold Feet’. Connell was net twee jaar van de toneelschool en kon hooguit bogen op deelname aan een reclamespot voor worstjes.
Het voordeel van onervaren acteurs is hun ‘naturel’, dat perfect past bij het coming-of-age verhaal.

5. Het boek
In een recent interview zegt Sally Rooney (30) dat haar eerste twee boeken als het ware zichzelf schreven (haar eerste boek was ‘Conversations With Friends’ (2017), waarvan nu ook een serie wordt gemaakt). Ze dacht bij het schrijven niet na over de vraag wie de hoofdpersonen waren, hoe het plot zich zou ontwikkelen en dergelijken.
Het succes van ‘Normal People’ heeft haar overvallen en maakte het voor haar niet makkelijk om haar derde boek, ‘Beautiful World, Where Are You’, te schrijven.
Onwillekeurig lag er een bepaalde druk op haar. Het nieuwe boek is net in Nederlandse vertaling verschenen en werd door recensenten matig ontvangen.
De kracht van ‘Normal People’ is juist die authenticiteit. En het knappe van de tv-serie is dat het diezelfde authenticiteit heeft weten te behouden.
Juist in een tijd waarin echt en onecht nauwelijks meer van elkaar zijn te onderscheiden.

‘Normal People’ werd in augustus/september uitgezonden op NPO3 in vier afleveringen (oorspronkelijk bestaat de serie uit 12 afleveringen van elk een half uur). De serie is op DVD verkrijgbaar.

Van coronapuppy tot troost tv: nieuwe woorden van 2020

Het door Van Dale tot woord van het jaar verkozen ‘anderhalvemetersamenleving’ is natuurlijk heel geschikt voor Scrabble, maar leuk is anders…
Neem bijvoorbeeld het Belgische woord van het jaar: ‘knuffelcontact’. Klinkt toch heel wat vriendelijker dan het onze. Het Van Dale woord van het jaar weerspiegelt een beetje een boekhoudmentaliteit.

Corona collage

In de loop van het jaar verzamelde ik een tiental woorden, die niet voorkwamen op de door Van Dale gemaakte lijst. Een zwaktebod, naar mijn mening.
Er was meer dan corona.
Oordeel zelf:

POSTZEGELBOSJE
NOS-Journaal (5-1-2020)

Nadat eurocommissaris Frans Timmermans half december 2019 de Green Deal-plannen had gepresenteerd, pleitten twee Vlaamse wetenschappers voor de aanleg van kleine bosjes.
In de hele EU moeten er volgens de plannen van de Europese Commissie 2 miljard bomen bij komen. Bij zulke grote aantallen kun je bijna niet om het aanleggen van kleine bosjes heen, zeggen de twee Gentse wetenschappers.
De redactie van het NOS-Journaal maakte er ‘postzegelbosje’ van.

IMPACTPRODUCER
Spraakmakers (6-1-2020)

Zelfs het Mediaforum van dit onvolprezen radioprogramma op NPO Radio1 vond deze titel voor een vacature bij KRO/NCRV wat teveel van het goede. Indachtig Japke-d. Bouma’s kritiek op managementtaal.
Maar, toegegeven, hij is leuk: wie voelt zich nou soms niet ‘impactproducer’?

KROEGCRITERIUM
Twitter (17-1-2020)

Een goede kennis van mij, Charlotte Meindersma, legde op Twitter uit waarom zij alleen iets op social media zet, als zij het ook in de kroeg zou durven zeggen.
‘Als ik het in de kroeg niet zou bespreken, dan ook niet op social’.
Charlotte noemt zich jurist voor ondernemers. Handig om te weten als je een vraag hebt op het gebied van auteursrecht, merkenrecht, reclamerecht en privacy.

KANSKRACHT
De Wereld Draait Door (BNN/VARA – 18-1-2020)

Econoom Barbara Baarsma introduceerde dit begrip in de talkshow van Matthijs van Nieuwkerk. Baarsma ziet kanskracht als tegenhanger van het foeilelijke ‘koopkracht’. Zelf omschreef ze het begrip in een artikel in NRC/Handelsblad als volgt:

Het is tijd voor een nieuw begrip, dat verder kijkt dan wat huishoudens met hun inkomen kunnen kopen. Wat mij betreft kiezen we voor kanskracht. Laten we beleid niet langer op de tegenstelling arm versus rijk richten, maar op de overbrugging van kansarmoede naar kansrijkdom. Wie echt wat aan de inkomensverdeling wil doen, repareert niet achteraf verschillen in koopkrachtontwikkeling, maar zet in op kanskracht.’

HOESTSCHAAMTE
Noordhollands Dagblad (maart 2020)

Ik las het woord het eerst in een column van Rob van Vuure. Een adequate uitdrukking voor het gevoel dat je bevangt wanneer je in gezelschap hoest. Ook als er geen corona is…

OPINIESTOKER
Goedemorgen Nederland (WNL – 6-4-2020)

Een term gemunt door trendwatcher Lieke Lamb, die het woord gebruikte om iemand als Jort Kelder aan te merken. In Lamb’s bewoordingen: ‘iemand met een heel heftige mening, die dat doet om de discussie aan de gang te houden’.

KLOOFPORNO
NRC/Handelsblad (7-5-2020)

Mark Lievisse Adriaanse gebruikte dit woord in de tv-rubriek om programma’s als ‘Jouw stad, mijn dorp’ en ‘Steenrijk, Straatarm’ te beschrijven.

SPRINKHAANFONDSEN
De Volkskrant (16-6-2020)

Cees Grimbergen gebruikte deze term voor de pensioenfondsen die beleggers blijken te zijn in private equity-investeerder Onex. Onex vraagt woekerrentes voor schulden van kinderdagverblijven.

PRETPARKISERING
Het Financieele Dagblad (8-9-2020)

Het woord werd gebruikt in een artikel over de opkomst van pretparken in China.

KILLERHEFFING
NRC/Handelsblad (25-11-2020)

In een interview met de staatssecretaris van Financiën, Hans Vijlbrief,  laat hij weten de vliegtaks aan de lage kant te vinden. Van hem had het hoger dan € 7,45 per vertrekkende passagier mogen zijn. ‘Het is geen killerheffing’.

Tot zover mijn selectie van nieuwe woorden uit 2020. Het is lang geen volledige lijst. Uiteraard had ik er diverse samenstellingen met het woord corona aan toe kunnen voegen (waarvan ik ‘coronapuppy’ nog een van de aardigste vond).
En wat te denken van de ‘botsabsorber’ van Rijkswaterstaat?
Dat laatste woord doet mij toch weer te veel denken aan wat Adriaan van Dis laatst bij Op1 ‘magneettaal’ noemde.
Voordat je het weet, neemt iedereen het over. In dit geval maar beter van niet. Er gebeuren al genoeg ongelukken. Ook in de taal…

Zijn we de weg kwijt in het publieke debat?

Tijdens de coronacrisis heb ik mijn werkkamer eens flink opgeruimd. En hoe gaat dat dan? Je komt dingen tegen waarvan je was vergeten dat je het had, maar die huidige kwesties wel opeens in een ander daglicht plaatsen. Wat dacht je bijvoorbeeld van een verband tussen Wouter van Noort, William Safire en Jan Tromp?

Zo kwam ik bij het opruimen een column tegen van William Safire uit The New York Times van 1994 (!). Safire is inmiddels al weer 11 jaar dood, maar 13 jaar vóórdat de eerste iPhone op de markt kwam, voorzag hij al dat er een apparaat op de markt zou komen waarmee wij de hele wereld letterlijk binnen handbereik zouden krijgen (en je neemt het hem dan ook niet kwalijk dat hij een smartphone toen nog ‘unimedia’ noemde).
Belangrijker evenwel is dat hij de gevolgen van die vinding voorzag. Elk individu zou voortaan toegang krijgen tot een schier oneindige hoeveelheid informatie en amusement. En Safire vond daarvoor een prachtige vergelijking: de lamp van Alladdin!

Column William Safire van 8-2-1994

Nu gaan we fast forward naar de verontwaardiging die is ontstaan na het optreden van Wouter van Noort in de talkshow van Op1 (donderdag, 2 juli).

Van Noort vestigde de aandacht op ‘de sfeer en heftigheid van discussies’ op social media. ‘Er is een soort meltdown aan de gang’, voegde hij er dramatisch aan toe.
En de dag daarop plaatste hij een oproep op LinkedIn: ‘Wat kunnen we eraan doen?’

Uit de reacties blijkt dat nogal wat mensen de verantwoordelijkheid leggen bij enerzijds ‘de media’ en anderzijds platforms als Facebook en Twitter.
Weinig mensen leggen de verantwoordelijkheid bij het individu zelf.

En dat was nu juist waar William Safire in zijn column van 26 jaar geleden voor waarschuwde (zie de laatste regel): ‘De geest is uit de fles!’
Wat Van Noort dus eigenlijk vraagt, is ‘Hoe krijgen we de geest weer terug in de fles?’

Een vraag die rijkelijk laat komt: Facebook bestaat bijna 15 jaar, Twitter 14 jaar. Terwijl het dus niet zo is dat we niet waren gewaarschuwd! Niet alleen in 1994 door William Safire (een gerespecteerd journalist/schrijver met een grote lezersschare), maar ook door anderen.
Jan Tromp schreef een jaar eerder (1993) in de Volkskrant het volgende:

‘Het einde van de Koude Oorlog bleek een koude douche. Het is duidelijk dat we eigenlijk geen echte intrinsieke opvattingen hebben. Dat wil zeggen: we hadden ze wel, maar ze blijken schematisch te zijn geweest en eenzijdig. Er is een terugval naar een soort middeleeuwen, met een even fanatiek als stompzinnig nationalisme.’

Tromp’s observatie stond in een kader bij een artikel dat hij en Stephan Sanders schreven over het Nederlandse opinieklimaat. Het schuurde toen ook al. En, voor de volledigheid, er was nog geen iPhone en er waren nog geen social media.
Het publieke debat vond toen hoofdzakelijk plaats in dagbladen, tijdschriften en op radio en televisie. Redacties bepaalden wiens opinie werd geplaatst.

Het verschil met toen is, dat nu IEDEREEN zijn mening kan laten horen. Weliswaar in een ander context dan in 1993/1994, maar er valt een opmerkelijke overeenkomst te constateren: net als toen heerst er veel onzekerheid. Lees maar wat Tromp nog meer schreef over het opinieklimaat in 1993:

Artikel Jan Tromp in de Volkskrant van 26-6-1993.

En net als nu was er toen de vraag om richting:

‘Een beetje richting, een beetje leiderschap zou helpen. Juist nu alles uit zijn voegen raakt en er schreeuwende behoefte bestaat aan richting, mocht je hopen dat het publieke debat zou bloeien.’

‘Bloeien’ is nou niet echt het eerste woord dat in je opkomt als je het publieke debat van nu volgt.
Facebook en Twitter zijn ook geen ideale platforms voor een goed debat (maximaal 280 tekens of 2 minuten voice leent zich slecht voor een genuanceerde gedachtewisseling).
Tromp stelde toen dezelfde vraag als Van Noort nu: ‘Wat valt er aan te doen?’

Eigenlijk is het een taak voor de publieke omroep. Een debatprogramma als De achterkant van het gelijk zou in vernieuwde vorm een goede aanzet kunnen geven. Het format leent zich uitstekend voor de behandeling van actuele onderwerpen, zoals

  • woningbouw,
  • stikstofbeleid,
  • energietransitie en
  • arbeidsmarkt.

Nodig dan niet alleen maar ‘deskundigen/experts’ aan tafel, maar ook vertegenwoordigers van groepen die zich niet gehoord voelen.
Zorg dat er ook een online-editie van zichtbaar is (YouTube), zodat alle generaties bediend worden. En ga een samenwerking aan met dagbladen, zodat de discussie ook langs die weg een vervolg krijgt.

We gaan een verkiezingsjaar tegemoet en de omroepen maken zich op voor een nieuw RTV-seizoen, waarin zij hopelijk met nieuwe programma’s komen die iets toevoegen.
Een uitgelezen kans voor de publieke omroep om haar bestaansrecht te bewijzen.

Peter Beard: fotograaf van een verdwijnende wereld

Al in 1965 waarschuwde hij met zijn boek ‘End of the Game’ voor het uitsterven van zeldzame diersoorten. De foto’s die hij maakte van kuddes olifanten hebben nu museale waarde – simpelweg omdat er nauwelijks meer kuddes olifanten zijn.

Cover 'End of the Game'

Beard was een a-typische fotograaf. Nadat hij op 17-jarige leeftijd samen met schrijver en filmer Quentin Keynes een verslag maakte van de jacht op neushoorns in Afrika, liet het lot van de Afrikaanse dierenwereld hem niet meer los. Hij ging regelmatig terug naar dat werelddeel om er in dagboeken en collages verslag van te doen.

In de vroege jaren 60 werkte hij in het Tsavo National Park in Kenia. Daar legde hij de dood van meer dan 35.000 olifanten en 5.000 zwarte neushoorns door jagers en stropers vast.

“Hoe dieper de mens Afrika binnendrong, hoe sneller het leven eruit wegvloeide, uit de vlaktes en uit het oerwoud (…) verdwijnend in hectares trofeeën en huiden en karkassen.”

Beard voelde zich meer antropoloog dan kunstenaar (hij studeerde kunstgeschiedenis aan Yale University). De fotografie beschouwde hij als een middel om zijn visie op het leven weer te geven. Zijn leven lang stond in het teken van het natuurbehoud en de strijd tegen klimaatverandering, met name in zijn geliefde Afrika.

Na ‘End of the Game’ volgde in 1973 ‘Eyelids of morning: the mingled destinies of crocodiles and men’. Een fotoboek over de betekenis van de krokodil voor de inheemse bevolking van Afrika zoals weerspiegeld in hun mythen, symbolen en hun dagelijks leven. En de verwoestende impact van jagers, ontdekkingsreizigers en projectontwikkelaars op het bestaan van de krokodil.

I’ll write whenever I can

Zijn kennismaking met de Deense Karen Blixen (die onder het pseudoniem Isak Dinesen het beroemde ‘Out of Africa’ publiceerde) leidde in 1975 tot een derde fotoboek: ‘Longing for Darkness’.
Het boek was geschreven door Kamante Gatura, een Keniaanse vluchteling die door Blixen werd gered toen hij gewond werd aangetroffen op haar koffieplantage.

Na een overzichtstentoonstelling van Beard’s werk in het International Center of Photography in New York werd hij gevraagd om fotoreportages te maken voor LIFE magazine, Vanity Fair en zelfs modebladen als Vogue en Elle.
Beard werd een graag geziene gast in het New Yorkse nachtleven van de jaren zeventig en tachtig. Hij noemde zijn belevenissen in die tijd een ‘antropologische studie’. De modellen die hij door zijn werk leerde kennen beschouwde hij als een te beschermen diersoort en fotografeerde hij bij voorkeur in hun natuurlijke staat.

Zijn liefde voor het Afrikaanse dierenrijk werd hem in 1996 bijna fataal, toen hij in Kenia al fotograferend werd aangevallen door een olifant. Daarbij werd zijn linkerbeen doorboord. Hij werd met spoed in een jeep naar een ziekenhuis in Nairobi vervoerd, waar hij bij aankomst geen polsslag meer had. Hij verliet het ziekenhuis daags later met 21 metalen pinnen in zijn been.

In 2004 verscheen zijn laatste boek, ‘Zara’s Tales: Perilous Escapades in Equatorial Africa’, opgedragen aan de dochter uit zijn laatste huwelijk met de Afghaanse Nejma Khanum. Beard was eerder getrouwd met Minnie Cushing en Cheryl Tiegs.

De afgelopen jaren werd zijn leven gekenmerkt door juridische kwesties over het eigendom van zijn werk. Beard had in de loop van zijn leven veel foto’s en collages cadeau gegeven aan vrienden en bekenden. Zijn vrouw, die – naarmate Beard’s gezondheid verslechterde – optrad als zijn zaakwaarnemer, eiste die werken terug. Niet iedereen wilde daar vrijwillig aan meewerken.

Eind maart werd Beard als vermist opgegeven door zijn familie. Op 19 april werd zijn lichaam gevonden in een natuurgebied bij Montauk (op Long Island), waar hij jarenlang woonde. Zijn familie gaf een verklaring uit met als laatste woorden:

“He died where he lived: in nature.”

P.S. Beard’s eerste boek is nu een verzamelaarsobject geworden.
Zijn foto’s en collages worden op veilingsites voor duizenden dollars aangeboden.

‘Boomer’ is helemaal geen nieuw woord, ‘ikkigheid’ wél

Een nogal teleurstellende keuze, het Van Dale Woord van het Jaar. Ten eerste omdat ‘boomer’ geen Nederlands woord is. En in de tweede plaats omdat het een al jaren bestaand woord is in de VS. Sterker nog, het woord is eigenlijk stokoud: het dateert uit 1963! Eigenlijk net zo oud als de ‘boomer’ zelf…

Nu krijgt het woord een tweede leven door een meme die op social media in de VS viral ging. En waar wij hier, in Nederland, dan blijkbaar ook zo nodig achteraan moeten hollen…..
Nou moet ook gezegd worden dat er op de shortlist verder weinig aantrekkelijke andere kandidaten voor de titel ‘Woord van het Jaar’ stonden.

Buitenlandse woorden van het jaar

Nee, dan onze zuiderburen. Die kozen tenminste voor een origineel woord in hun eigen moerstaal (het Vlaams), met een actuele betekenis : winkelhieren = bij lokale winkels en bedrijven kopen.

En Franstalig België dan, zult u zeggen? Nou die moeten hun keuze nog maken (uit een shortlist waarop woorden als ‘bacster’, ‘cheh’ en ‘collapsologie’ prijken).

In Duitsland koos men ook voor een origineel (typisch) Duits woord: respektrente = de introductie van een basispensioen voor mensen die 35 jaar hebben gewerkt en nog steeds een pensioen ontvangen dat lager is dan het bestaansminimum.

De keuze van het Amerikaanse woord van het jaar mag op zijn zachtst gezegd ook wel bijzonder worden genoemd. Merriam-Webster – de Amerikaanse Van Dale – koos voor het persoonlijk voornaamwoord ‘They.

Zoals de NS hier in Nederland in 2017 besloot om bij mededelingen op stations niet meer gebruik te maken van de term ‘Dames en Heren’, maar van het neutrale ‘Beste reizigers’, zo is het in de VS een trend om niet meer ‘he or she’ te gebruiken in correspondentie, maar het neutralere ‘they’.

En het Britse Oxford Languages koos voor ‘climate emergency’.  

Mijn woorden van het jaar 2019

Zelf heb ik ook een lijstje samengesteld met nieuwe woorden van 2019. Daarvan behoren ‘ikkigheid’ en ‘veranderverslaafd’ tot mijn persoonlijke favorieten.
Hier volgt mijn selectie van de woorden van het 2019 (met bronvermelding):

Samenwerkingsecosystemen
Deze vondst komt voor rekening van Aldo de Moor die er begin januari een tweet over de wereld in stuurde. Aanleiding vormde n.b. een artikel in De Telegraaf, waar Andy Dobbelsteen op zijn beurt weer op reageerde.
Afijn, hier vind je het draadje waarin het woord werd geïntroduceerd. Zoals je kunt lezen, waren beide heren zich er toen al bewust van dat zij wellicht een ‘woord van het jaar’ hadden gemunt.

Superbloedwolfmaan
Maandag, 21 januari 2019 was het dan zover: de superbloedwolfmaan vertoonde zich aan de hemel. De zon, de aarde en de maan stonden op één lijn – met de aarde tussen de beide andere hemellichamen in. Zo’n totale maansverduistering gebeurt maar tweemaal deze eeuw (!).
Voor de volgende superbloedwolfmaan zal je 27 jaar moeten wachten: op 31 januari 2037 is er pas weer een.

Poolwervel
Vertaling voor polar vortex. Dat is het verschijnsel van een lage drukgebied met koude lucht rond de polen van onze aarde. Normaal blijft de poolwervel stationair draaien boven de Noordpool.



Een onverwachte verandering in de stratosfeer boven het gebied zorgde ervoor dat de jetstream begin januari koude lucht meenam naar het Midden-Westen van de VS en Canada. Tot begin maart werden in beide regio’s extreem lage temperaturen gemeten (ver onder de -20 tot zelfs -30).

Wegwaaistations
NS maakte eind februari bekendnog eens 200 van de in totaal 396 stations te gaan vernieuwen. President-directeur Roger van Boxtel had het zelf in interviews over ‘wegwaaistations’, waarvan er veel te vinden zijn in de provincie Noord-Holland.

Sisverbod
Het lijkt al weer zo lang geleden: in RTL Latenight kwam PvdA-fractievoorzitter en – partijleider Lodewijk Asscher pleiten voor een sisverbod.

Apitoerisme
Een op de tweehonderd Slovenen heeft een bijenkast. Daarvan zijn er ongeveer 800o professioneel imker. Omdat het land zo bosrijk is, kan er hoge kwaliteit honing worden geproduceerd. Slovenen zien bijen als deel van hun familie en bouwen er kleurrijke huizen voor.  
Apitoerisme is de aanduiding voor een combinatie van recreatie met het leren over bijenhouden. En dat blijkt steeds populairder te worden.

Ikkigheid
In Buitenhof was op 20-10 de Belgische psychiater (en hoogleraar) Dirk de Wachter te gast. Aanleiding vormde zijn nieuwe boek ‘De kunst van het ongelukkig zijn’. Tijdens het interview gebruikte De Wachter het woord ‘ikkigheid’ in plaats van egoïsme en sprak hij over mensen als ‘tekortige wezens’.

Cover boek 'De kunst van het ongelukkig zijn'

Veranderverslaafd
Theo Sommer wijdde op 2-11 zijn column in de Volkskrant aan de neiging van bestuurders in Nederland om alles voortdurend anders te doen. Sommer: ‘Na de ‘kanteling’ en het ‘integrale bestuur’ heet de nieuwste vernieuwing bij de gemeenten, aldus vakorgaan Binnenlands Bestuur, ‘opgavegericht werken’.

En: ‘We zijn totaal veranderverslaafd’, zegt iemand. Projecten beginnen met een hoop poeha en zakken dan als een pudding in. Menigmaal is een mislukking het signaal om er met verdubbelde energie tegenaan te gaan.

Geitenwollensokkenstadium
Tijdens de eerste twee zaterdagen van november was er een Duurzame Huizen Route. Meer dan vijfhonderd woningen namen daaraan deel. De belangstelling is groot genoeg om te kunnen stellen dat het duurzaam maken van je woning inmiddels wel het geitenwollensokkenstadium voorbij is.

Bloemarmoede
Het mag algemeen bekend zijn dat het niet goed gesteld is met de bijenstand. Er zijn meer dan 300 soorten in ons land, maar daarvan zijn 35 soorten verdwenen, 31 ernstig bedreigd, 52 ‘gewoon’ bedreigd, 53 kwetsbaar en 17 gevoelig.

Waarom is dat zorgelijk? Omdat wereldwijd 76 procent van onze voedselgewassen afhankelijk zijn van dierlijke bestuiving, voor het overgrote deel door insecten.

In een interview op Radio 1 muntte Sonne Copijn (bestuurder van de Bee Foundation) de term ‘bloemarmoede’. Om aan te geven dat door de intensieve landbouw steeds meer wilde bloemen verdwijnen. Ook de trend om bij woningen tuinen steeds meer te betegelen, draagt niet bij aan het in stand houden van de bijen.

Design Unbound: ontwerpen voor ‘een nieuwe wereld’

Digitalisering, energietransitie, klimaatcrisis. Het zijn maar een paar van de veranderingen waar onze samenleving mee worstelt. Hoe pakken wij die uitdagingen aan? Welk instrumentarium gebruiken wij daarvoor? Design Unbound biedt een nieuwe gereedschapskist.

Begin dit jaar stond er op de voorpagina van De Telegraaf een artikel met een suggestieve kop over de gevolgen van het klimaatakkoord voor onze voedselconsumptie. De uitslag van de Twitter-poll die de krant vervolgens publiceerde, liet aan duidelijkheid niets te wensen over. Een ruime meerderheid voelde er niets voor om minder vlees te gaan eten.

Het illustreert de complexiteit van de vraagstukken waar wij als samenleving nu voor staan. Hoe gaan wij met die complexe vraagstukken om? Beschikken wij wel over de juiste middelen om ze aan te pakken?

Het boek Design Unbound. Designing for Emergence in a White Water World reikt een nieuwe gereedschapskist aan voor de complexe uitdagingen waar wij nu voor staan.
Eigenlijk is het niet één boek, maar zijn het vijf boeken (uitgegeven in twee volumes).

Ontwerpen, zonder gebonden te zijn aan conventies of materie, voor nieuwe levensvormen in een snel veranderende wereld. Daar staat de titel van het boek voor, leggen de auteurs uit (White Water is in het Engels een beschrijving voor een wilde rivier met veel stroomversnellingen).

Stammen, Instituten, Markten en Netwerken

Uitgangspunt van Pendleton en Brown is dat wij in de afgelopen decennia dingen anders zijn gaan doen en zien en de wereld dus ook anders ervaren. Anders dan in de afgelopen eeuw(en). Zij verwijzen daarbij naar David Ronfeldt’s standaardwerk over de evolutie van de samenleving Tribes, Institutions, Markets, Networks: A Framwork about Societal Evolution. Kortweg: TIMN.

De dominante samenlevingsvormen door de eeuwen heen {Bron: David Ronfeldt, TIMN)

De tijd waarin wij nu leven, vertoont alle kenmerken van wat Ronfeldt een overgangsperiode noemt met ‘filosofische, ideologische en materiële worstelingen’.
We zien dat terug in de verstoring van de wereldeconomie (het modewoord disruption), in de verstoring van het ecologisch evenwicht en in de toenemende dynamiek van handel, financiën, milieubeleid, protocollen, evenementen en migratie.

Wat, volgens Ronfeldt, nieuw is aan deze tijd, is dat door internet netwerken aan belang hebben gewonnen. Immers, die netwerken zijn niet meer aan fysieke aanwezigheid gebonden, communiceren wereldwijd met andere groepen en individuen en zijn – zoals wij helaas vaak ervaren – lang niet altijd aan regels gebonden.

Pendleton en Brown stellen in hun boek dat als wij in een snel veranderende wereld – waarin netwerken een dominante rol spelen – aan complexe problemen willen werken, wij die wereld rondom ons anders moeten gaan zien.

Ecosystemen

De auteurs pleiten voor een ecologische kijk op het leven en verwijzen daarvoor naar Robert Ulanowicz. Ulanowicz is van huis uit chemicus, maar ontwikkelde een theorie over ecosystemen, die hij vastlegde in het boek A Third Window. Natural Life Beyond Newton and Darwin.
Volgens Ulanowicz vormt de huidige kennis over individuele organismen en soorten geen verklaring voor complex levende systemen.  

Zijn boek vormde met name voor biologen en fysiologen aanleiding om onderzoek te gaan doen naar het functioneren van organismen en dus ook ecosystemen. Zij ontwikkelden een ecologische kijk op de dynamiek van het ecosysteem. De complexe samenhang van energie en materie tussen organismen, hun gemeenschappen en omgeving blijken het systeem niet alleen in leven te houden, maar het ook te laten groeien.

De Darwinistische theorie gaat uit van een langzaam proces dat generaties kan duren, maar heeft geen verklaring voor de impact van onverwachte gebeurtenissen op het systeem. Inmiddels weten wij dat plotselinge gebeurtenissen regelmatig voorkomen en essentieel zijn voor de veerkracht van een ecosysteem. Verstoring of wanorde speelt een waardevolle rol in de evolutie.

Samen met de klassieke natuurkunde is die Darwinistische kijk op het leven bepalend geweest voor de manier waarop wij naar de wereld kijken. In die visie is de wereld een mechanisch systeem, dat bestaat uit elementaire bouwblokken die beantwoorden aan lineaire, deterministische en voorspelbare regels. Een overlevingsstrijd. In het geloof dat er een onuitputbare bron van middelen is, die beschikbaar komt door economische en technologische groei.

Dat werkt niet meer.

Nieuwe communicatiemiddelen bepalen nu ons gedrag. Informatie is niet meer iets dat wij consumeren, maar waarin wij leven. Nieuwe instrumenten (pc’s, smartphones, smartwatches, VR-brillen) geven vorm aan ons materiële welzijn, ons maatschappelijk gedrag en mentale welbevinden.
De grote problemen waar wij voor staan, worden echter alleen maar groter.

Door het raamwerk van Ronfeldt’s TIMN begrijpen wij hoe dat zo is gekomen. Met behulp van een ecologische visie kunnen wij nu werken aan het ontwerp van een ‘nieuwe wereld’.

Ontwerpen

Bij het woord ‘ontwerp’ denken mensen vaak aan iets tastbaars. Een huis, bijvoorbeeld. In ieder geval iets tastbaars, iets met vorm, op een bepaalde schaal en van bepaald materiaal.

Maar veel van de huidige problemen hebben te maken met systemen en modellen die niet fysiek zijn. En het is het ontwerp van de dingen in relatie tot elkaar en hun onderlinge verbanden (de maatschappelijke, mentale en materiële ecologieën waartoe zij behoren), die een object impact geven en die het ontwerp een ander soort dynamiek geven.

Zoals architectuur verbanden aanlegt in het menselijk leven (de ruimte bepaalt wat erin gebeurt), zo leggen niet-materiële ontwerpen ook verbanden aan. Op die manier kunnen wij ook ecosystemen ontwerpen met nieuwe mogelijkheden voor interactie en uitwisseling.

Voor het maken van die ontwerpen, stellen Pendleton en Brown een nieuwe gereedschapskist voor. Negen instrumenten (tools) op het gebied van kennis, vaardigheden en methoden, geschikt voor nieuwe ontstaansvormen.

In het eerste volume (boek 1 en 2) behandelen zij zes van die instrumenten, waarvan de eerste vijf aan de architectuur zijn ontleend. In boek 2 beschrijven zij de eerste nieuwe tool set (Emergence) en de meta-tool ‘ontwerpen voor emergence’.
In het tweede volume (boek 3, 4 en 5) worden de resterende drie beschreven + twee meta-tools.

Indeling van de hoofdstukken in Design Unbound

Design Unbound. Designing for Emergence in a White Water World is geen makkelijk boek. Daar staat tegenover dat je het boek niet in zijn geheel hoeft te lezen – zoals de auteurs ook nadrukkelijk in hun voorwoord stellen. Het is zo samengesteld, dat elk hoofdstuk afzonderlijk gelezen kan worden. Wel geven zij duidelijk aan dat er een aantal sleutelhoofdstukken zijn, die essentieel zijn voor een beter begrip.

‘Emergence’

Het voert te ver om hier alle instrumenten te behandelen. Wel verdient het begrip ‘emergence’ een toelichting. Niet alleen omdat het woord terugkomt in de titel van het boek, maar omdat Pendleton en Brown dat begrip zien als fundament voor het nieuwe ontwerpen.

‘Emergence’ zou je een levensvorm, een beweging kunnen noemen. En het gaat Pendleton en Brown vooral om de bewegingen van onderop.
Het gaat er om, aldus de auteurs, om die bewegingen van onderop te begrijpen. Die bewegingen zien wij overal rondom ons ontstaan: zowel in de natuur als daarbuiten.
En als het een beweging van onderop is, dan kunnen wij er regels voor ontwerpen. Regels die gaan over onderlinge verhoudingen, uitwisseling van informatie tussen de verschillende onderdelen.

Zelf vergelijken Pendleton en Brown het met het ontwerpen van een game, een spel. Een strategisch spel.
Zij verwijzen in dat verband onder meer naar een standaardwerk voor game designers: Rules of Play van Katie Salen en Eric Zimmerman.

‘Wij ontwerpen voor nieuwe levensvormen. Zoals een koraalrif wordt gevormd door het ecosysteem dat wij een rif noemen. Zo wordt een spel gevormd door regels toe te passen.’

Over de auteurs van Design Unbound

Ann M. Pendleton is architect, schrijver en leraar; John Seely Brown stond jarenlang aan het hoofd van Palo Alto Research Center en is medeauteur van The Social Life of Information.

Van immigrantenkind tot changemaker

Idealist? Optimist? Naïeveling? Feit is dat Dax Dasilva CEO is van een succesvol techbedrijf en oprichter van een cultureel centrum in zijn woonplaats Montreal. Nu is er zijn boek ‘Age of Union’. Een inspiratiebron, niet alleen voor ondernemers, maar voor iedereen die iets op gang wil brengen.

Dasilva’s levensverhaal lijkt op het standaard jonge-startup-succesverhaal, maar in zijn geval komt er net iets meer bij kijken.
Het begint met de Apple Mac waar zijn vader (hoofd communicatie en grafisch ontwerper) mee thuis komt. Dax gaat daar zelf mee aan de slag en begint programmaatjes te ontwikkelen. Een studie computerwetenschap is de volgende logische stap, maar dan volgt er een reeks gebeurtenissen die zijn leven een bijzondere draai geven.

Hij komt uit de kast, doet begin jaren negentig mee aan protestacties tegen bomenkap op Vancouver Island, neemt een sabbatical en besluit bij terugkomst om kunstgeschiedenis en godsdienst te gaan studeren. Hij raakt gefascineerd door de geschiedenis van het jodendom.

Keerpunt Montreal

Op 24-jarige leeftijd verhuist hij naar Montreal, heeft verschillende baantjes in de techwereld en duikt onder in de culturele wereld van de op een na grootste stad van Canada.
Het blijkt een beslissende fase in zijn leven te zijn. Niet alleen ontstaan dan de eerste ideeën over het oprichten van een cultureel centrum, maar hij bekeert zich ook tot het jodendom én legt de fundamenten voor een succesvolle startup.

Fast forward naar 2015: zijn startup groeit uit tot een van de grotere kassasystemen in de wereld en weet miljoenen aan investeringskapitaal binnen te halen. De groei van het bedrijf leidt tot diverse verhuizingen. Bij de laatste verhuizing, vanuit de wijk St. Urbain, grijpt hij de kans om het oude pand om te laten bouwen tot cultureel centrum. Zo ontstaat Never Apart.

Age of Union

Die ervaringen over een periode van 40 jaar hebben Dasilva tot de overtuiging gebracht dat wij ons op een keerpunt in de geschiedenis van de mensheid bevinden.  In zijn boek Age of Union beschrijft hij het als volgt:

“Alhoewel onze levenstandaard is verbeterd, kunnen we niet om de schadelijke gevolgen van ons sociaal-economische systeem heen: de vernietiging van onze natuur door massaconsumptie en overbevolking, de groeiende kloof tussen arm en rijk, en een technologisch gestuurde globalisering waarin internet en automatisering ons een onzekere toekomst insturen zonder een helder doel.”

Dax Dasilva na het tekenen van mijn exemplaar van zijn boek.
Dax Dasilva heeft net een opdracht in mijn exemplaar van zijn boek geschreven.

Volgens Dasilva is nú het moment om ons te realiseren dat wij er alles aan moeten doen om deze planeet te redden. Hij noemt het de Age of Union.
In dat boek, eigenlijk meer een manifest, legt hij aan de hand van vier bouwstenen uit hoe wij een betere wereld kunnen vormen.

Vier bouwstenen

Die vier bouwstenen zijn leiderschap, cultuur, spiritualiteit en natuur.

  • Leiderschap biedt individuen de mogelijkheid om als gangmaker te fungeren.
  • Cultuur biedt het kader voor onze identiteit, diversiteit en de behoefte tot verbinding.
  • Spiritualiteit geeft ons het begrip, het vertrouwen en de kracht om de transformatie tot stand te brengen.
  • De Natuur maakt ons bewust van de krachten die ons voorstellingsvermogen te boven gaan en leert ons het onbekende en wilde te waarderen en beschermen.

Elk van die bouwstenen licht Dasilva in afzonderlijke hoofdstukken van zijn boek toe.
Opmerkelijk is dat hij in het hoofdstuk over Cultuur zich kritisch uitlaat over technologie:

“Data, automatisering en AI werken in het voordeel van degenen die technologie beheren. Wordt ‘big tech’ ‘Big Brother?’
In een wereld waarin er sprake is van groeiende ongelijkheid en door de snelle veranderingen steeds vervreemder van onszelf raken, moeten wij de tijd nemen om onszelf weer te hervinden. Wij moeten technologie naar onze behoeften inrichten en het als instrument inzetten voor positieve maatschappelijke en klimatologische veranderingen.”

Acts of Union

Het leuke van het boek is dat het afsluit met 40 tips, die Dasilva Acts of Union noemt. Daar zitten voor de hand liggende tips tussen, zoals biologisch voedsel eten en kweken, lokale ondernemers steunen en onderwijs bevorderen, maar ook tips als: kook minstens een keer per week voor anderen en maak gebruik van je stemrecht.

Daarmee is het ook meteen een handleiding. Of, zoals Dasilva zelf zegt, een ‘oproep aan gangmakers’ van de transitie.
Naïef? Goedgelovig? Misschien. Feit is dat er maar weinig succesvolle tech entrepreneurs zijn, die de moeite nemen om een boek te schrijven met een boodschap én ook nog eens geld steken in de ontwikkeling van een cultureel centrum.

Wat Dasilva extra bijzonder maakt, is dat hij een niet-blanke succesvolle ondernemer is en daardoor een inspiratiebron voor immigranten(kinderen). Zoals hijzelf die dag in Amsterdam zei: ‘Het boek moet mensen de kracht geven om veranderingen tot stand te brengen’.  

Omslag Age of Union
Je kunt Age of Union hier bestellen.





‘Leuker nieuws maken’ (revisited)

Het was maar een klein bericht in NRC/Handelsblad van woensdag, 23 januari, maar die krant nam tenminste nog de moeite om er plaats voor in te ruimen.

‘New York Times-columnist Russell Baker (93), winnaar van de Pulitzerprijs, overleden’

Op een paar journalistieke adepten na zal het bericht de meeste lezers waarschijnlijk zijn ontgaan (linksonder, pagina 14).
Wat was er zo bijzonder aan Russell Baker? Baker was een meester in het schrijven van satire, een stijlvorm die slechts weinigen echt beheersen. Maatschappijkritiek verpakt in ironie. Hij was er zo goed in dat hij er in 1979 een Pulitzerprijs voor kreeg. Die prijs kreeg hij voor zijn Observer-column in The New York Times. Over een periode van meer dan 25 jaar schreef Baker drie keer per week die column. 750 woorden per stukje. Ga er maar aan staan…..

Behalve die column schreef hij ook regelmatig voor andere bladen: boek- en filmrecensies bijvoorbeeld, voor The New York Review of Books. De eerste regel van zijn boekrecensie over de geschiedenis van de FBI luidde als volgt:

‘Fear of the evil foreigner seems to be an ever-present poison in American politics, and it was running higher than usual in 1917 when young J. Edgar Hoover took his first job at the Justice Department.’

Een regel die vandaag de dag zo weer opgeschreven zou kunnen worden.

Baker was nog een old school journalist, die de kneepjes van het vak leerde tijdens nachtdiensten op de redactie van The Baltimore Sun. Na acht jaar lang politiek correspondent te zijn geweest voor The New York Times, had hij genoeg van de leugens van politici en mocht hij een column gaan schrijven: Observer.

Aanvankelijk schreef hij in die column over politiek en het politieke wereldje, maar na een paar jaar begon hij zijn werkterrein te verbreden. Een van zijn meest geliefde onderwerpen vormde zijn eigen beroepsgroep: de media.

Hier is een voorbeeld van een column van hem uit 1989, waarin hij het met name op de tv-wereld heeft gemunt:

Ik moest aan Baker denken toen ik afgelopen week aanwezig was bij een symposium over 10 jaar Nieuwscheckers. Nieuwscheckers begon ooit als een onderwijsproject voor studenten journalistiek in Leiden. Inmiddels is factchecken wereldwijd uitgegroeid tot een volwaardig beroep, dat echter niet als zodanig beloond wordt. Een van de meest succesvolle factcheck websites in Engeland is n.b. eigendom van een liefdadigheidsorganisatie.

Hoe het ook zij, ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan publiceerden de Leidse Nieuwscheckers een analyse van ruim honderdduizend Facebook-berichten over de periode 2013-2017. Daaruit blijkt dat ongeveer 5 miljoen Nederlandse Facebook-gebruikers minstens een keer pulpnieuws hadden gedeeld of leuk hadden gevonden.

Pulpnieuws bestaat uit berichtjes in de categorie van ‘Mannen worden geil van de geur van rotte eieren’ en ‘Deze vrouwen zijn in elkaar geslagen door asielzoekers’ (compleet met foto’s van lelijk toegetakelde vrouwengezichten).
Websites die zulke berichten verspreiden krijgen op Facebook meer reacties dan berichten van gevestigde media zoals de NOS of een dagblad.
Miljoenen Nederlanders vinden nepnieuws dus blijkbaar meer de moeite waard om te delen dan feitelijk nieuws.

Totdat iemand met een degelijke studie over de psychologie van het delen op social media komt (hint! hint!) onthoud ik mij van een mening over de vraag waarom mensen pulpnieuws delen.

Terug naar Baker: waarom moest ik aan hem denken tijdens dat symposium in Leiden over factchecken?
Omdat Baker die column uit 1989 zo eindigde:

Let wel: de column dateert uit 1989. Er was nog geen Facebook, er was nog geen Google. Praktisch niemand had toen nog van internet gehoord. Baker schreef over de Amerikaanse televisieomroepen, die toen begonnen met reality shows en het naspelen van gebeurtenissen.

Nu, precies 30 jaar later (…) zitten we met de gebakken peren. Nepnieuws heeft ertoe geleid dat iemand president van de VS is geworden, die dat eigenlijk helemaal niet wilde. Nepnieuws heeft ertoe bijgedragen dat een meerderheid van de Britten voor Brexit stemde.
Baker zag het aankomen. In 1989.

Dit Twitter-bericht van vrijdag, 25 januari geeft goed weer waar wij nu staan: