Antonio Palacios, de man die Madrid een smoel gaf

Het afgelopen jaar waren er in Madrid diverse lezingen en tentoonstellingen gewijd aan Antonio Palacios. Aanleiding vormde de 150ste geboortedag van de architect uit het arme Galicië, die zo nadrukkelijk zijn stempel drukte op de Spaanse hoofdstad.

Loop op een zonnige dag in Madrid vanaf de Plaza de Cibeles heuvelop richting het oude centrum en je blik wordt meteen getroffen door de imposante gebouwen die de kruising van de Calle de Alcalá met de Gran Via markeren.

Círculo de Bellas Artes is nog steeds het meest prestigieuze culturele centrum van Spanje, waar lezingen, dans- , film- en theatervoorstellingen plaatsvinden.  Foto: Flip Schultz

Links prijkt de toren van het door Palacios ontworpen cultureel centrum Círculo de Bellas Artes en precies op de hoek van beide straten blinkt de met bladgoud beklede koepel van het Edificio Metrópolis. Beide gebouwen dateren uit het begin van de 20e eeuw. De periode waarin de binnenstad – net als in veel andere grote Europese steden – vorm begon te krijgen.
Ondertussen ben je dan al langs een ander door hem ontworpen gebouw gelopen, het Cervantes Instituut.

De man van Galicië

Antonio Palacios Ramilo, zoals zijn volledige naam luidde, werd geboren in O Porriño, een kleine plaats in Galicië (het noordwesten van Spanje). Hij kwam uit een gezin van zeven kinderen, waarvan de vader constructie-medewerker was bij de spoorwegen.
Antonio groeide op tussen landkaarten, bouwtekeningen, gereedschap, hout en bakstenen. Een omgeving die ook debet was aan de beroepskeuze van zijn oudere broers Joaquín (topograaf) en Jesús (ingenieur).

Antonio zelf verhuisde in 1892, op 18-jarige leeftijd, naar Madrid om aan de Architectuurschool te gaan studeren. Daar ontmoette hij professor Ricardo Velázquez Bosco, die toen net was begonnen aan het ontwerp voor het Ministerie van Landbouw (oorspronkelijk Palacio de Fomento). Kenmerkend voor dat ontwerp was het gebruik van keramiek als bouwmateriaal. Een stijlkenmerk dat later ook terug te vinden zou zijn in Palacios’ eigen ontwerpen.

Missie en visie

Je zou denken dat Palacios, eenmaal studerend in Madrid, zich zou overgeven aan de geneugten van de grote stad (hij leerde er zijn latere vrouw kennen). Niets was minder waar.
Tijdens en na zijn studie verloor hij zijn geboortestreek nooit uit het oog.
Integendeel zelfs: hij bracht (een groot deel van) zijn zomervakanties in Galicië door en reisde dan langs diverse plaatsen, gelegen aan de grillige noordwestelijke kustlijn van Spanje. Tijdens die reizen maakte hij ontelbare schetsen: niet alleen van gebouwen en het landschap, maar ook van de Galiciërs zelf.

Grote interesse toonde hij in de aanwezigheid van graniet in die regio. Een steensoort die tot dan toe hoofdzakelijk werd gebruikt voor het maken van omheiningen.
Palacios zag meer toepassingsmogelijkheden. Hij zag vooral potentie in de ‘roze’ soort graniet, die in de omgeving van zijn geboorteplaats O Porriño te vinden is.

Het gebied in Galicië waar Palacios het liefst de zomers doorbracht.

In de loop van zijn leven zou hij vele gebouwen in die streek ontwerpen waarbij graniet werd gebruikt: van een theater in Vigo, de grootste plaats in Galicië, tot het stadhuis van zijn geboorteplaats, O Porriño.
Voor meerdere van die ontwerpen weigerde hij geld aan te nemen. Hij wist hoe slecht de regio ervoor stond.

Het ging Palacios erom de economisch achtergestelde regio meer zelfbewustzijn te geven en bouwwerken te maken, waar de inwoners trots op konden zijn.

Niet voor niets schreef hij in die tijd een artikel waarin hij de loftrompet stak over de bergachtige route van en naar de vuurtoren van Budiño, even ten noorden van Santiago de Compostella, hoofdstad van Galicië en bekend bedevaartsoord.
Ook organiseerde hij in Madrid de eerste tentoonstelling van kunstenaars uit Galicië.

Zijn onbaatzuchtigheid leverde hem het ereburgerschap van zijn geboorteplaats op.
En hij slaagde in zijn missie om het graniet uit zijn geboortestreek tot een veelgebruikte steensoort in de bouw te maken.

Invloeden Chicago School en Weense Secessie

Palacios werd ‘academisch monumentalisme’ verweten (hij was korte tijd hoogleraar), maar daarmee werd zijn werk veel te kort gedaan.

Nieuwe ontwikkelingen, zowel in binnen- als buitenland, volgde hij op de voet. Zo raakte hij bijvoorbeeld sterk beïnvloed door de architectuur van de Chicago School. Die stroming kenmerkte zich door het gebruik van stalen constructies en grote ramen – het ‘Chicago raam’ werd een begrip: een uit drie delen bestaand raam, waarvan de buitenste raampanelen open konden. Effect: veel meer natuurlijk licht binnenskamers.

En Palacios was een groot bewonderaar van de Weense Secessie, de kunststroming tijdens het fin de siècle, die symbolisme, expressionisme en jugendstil combineerde. Zelf schilderde Palacios – een notoire workaholic – in zijn schaarse vrije tijd ook.
De ontwerpen van de Weense architect Otto Wagner hadden een grote invloed op hem.

Palacios geloofde niet in een breuk met traditie, zoals de Modernisten. Hij was de overtuiging toegedaan dat elementen uit het Spaanse verleden, zoals de Mudejar hun plaats behoorden te krijgen in zijn ontwerpen.
Die invloeden waren duidelijk zichtbaar in zijn eerste grote ontwerpen voor Madrid.
Exemplarisch voorbeeld daarvan was het ontwerp in 1904 voor het Palacio de Correos y Comunicaciones (hoofdkantoor Spaanse posterijen en telefonie), dat nu Palacio Cibeles heet.
Dat ontwerp maakte hij samen met de Bask Joaquin Otemendi, waarmee hij na zijn studie aan de architectuurschool een eigen bureau begon.

Het hoofdkantoor van de Spaanse posterijen (1909) was Palacios’ eerste grote ontwerp voor Madrid. Foto: Flip Schultz

Niet lang daarna kregen Palacios en Otamendi de opdracht voor het ontwerp van een ziekenhuis in het noorden van Madrid (de wijk Maudes), waar hoofdzakelijk dagloners woonden.
Hun ontwerp van het Hospital de Jornaleros kenmerkte zich door de ruime indeling van de kamers, die uitzicht boden op binnentuinen. Opmerkelijk waren ook de brede, betegelde gangen – Palacios gebruikte graag keramiek in zijn gebouwen, ontleend aan de Mudejar-stijl uit de Spaanse middeleeuwen.
Eind juni 1916 werd het geopend.

Interieur Hospital de Jornaleros

Nadat het gebouw zeker tien jaar had leeggestaan, besloot het gemeentebestuur in 1981 het gebouw opnieuw in gebruik te nemen. De oorspronkelijke bouwelementen bleven intact en de keuze van het nieuwe meubilair werd daarop afgestemd.

Twee jaar na de ingebruikname van het Hospital de Jornaleros werd het volgende markante gebouw opgeleverd: de Banco Español del Rio de la Plata aan de Calle del Alcalá. Het markante gebouw is tegenwoordig hoofdkantoor van het Cervantes Instituut.

Cervantes Instituut. Foto: Flip Schultz

Hemingway en Gellhorn

De economische vooruitgang in de jaren zestig viel ook in Spanje samen met een roep om vernieuwing op maatschappelijk gebied (net als in Parijs en andere Europese steden). Dat leidde tot een enorme bouwwoede én sloop van historische gebouwen en wijken – de eenvormigheid van de appartementencomplexen aan de Spaanse oostkust (Costa Blanca) getuigt daar nog steeds van.

Die vernieuwingsdrang had tot gevolg dat het werk van Palacios in ongenade viel. ‘Traditionalistisch’ was nog een van de aardigste benamingen die zijn bouwstijl ten deel viel. Zijn grootste critici noemden het ‘kitscherig’.
En zo viel het door Palacios ontworpen Hotel Florida in 1964 ten prooi aan de sloop. Het markante gebouw (marmeren gevel) telde 200 kamers, elk met een eigen badkamer, wat voor die tijd uniek was.

Het hotel stond er nog maar 40 jaar en kende een legendarische geschiedenis.

Tijdens de Spaanse burgeroorlog was het o.m. de uitvalsbasis voor buitenlandse journalisten en fotografen, waaronder Robert Capa, Ernest Hemingway, Martha Gellhorn en John Dos Passos. De laatste schreef er ‘Room with a bathroom in the Hotel Florida’.
De gepassioneerde relatie tussen Hemingway en Gellhorn vond zijn oorsprong in het hotel.

Dus toen filmregisseur Philip Kaufman in 2012 de opnamen begon voor de HBO-serie ‘Hemingway & Gellhorn’, moest hij de toegangshal en receptie van het hotel laten nabouwen. Hij koos daarvoor een oud treinstation in de Californische plaats Oakland. Clive Owen en Nicole Kidman speelden de hoofdrollen in de serie.

Ontwerp metro Madrid

Rond 1900 begon Madrid snel uit te groeien tot de miljoenenstad die het nu is en het stadsbestuur voorzag verkeersproblemen door het stijgende inwonertal.
Na steden als Londen (als eerste in 1863), Boedapest en Parijs moest Madrid ook een metro krijgen.

In 1917 werd Palacios aangesteld als architect van de Compañia Metropolitano. Ontwerp en aanleg van de Madrileense metro zou in zekere zin zijn levenswerk worden: hij werkte er 25 jaar aan mee.
Hij was verantwoordelijk voor zowel het ontwerp als de decoratie van de stations, inclusief lobby’s, gangen en perrons. Vooral de metro ingangen van Sol en Gran Vía waren opmerkelijk vanwege hun impact op de stedelijke omgeving.
Ook het iconische ruitvormige logo was van zijn hand.

Kenmerkend voor zijn werkwijze was dat hij aan het begin van de bouw ambachtslieden, steenhouwers en arbeiders om zich heen verzamelde en vervolgens op een muur met potlood, krijt of houtskool schetsen tekende van hoe hij vond dat het eruit moest gaan zien. Iedereen moest kunnen zien én begrijpen wat hij voor ogen had.

Tijdens die 25 jaar leidde hij de bouw van de lijnen 1, 2, 3 en 4 van de hoofdstad. In zijn visie moest de metro meer zijn dan uitsluitend een vervoermiddel om van de ene naar de andere wijk te komen. Vandaar ook het gebruik van de kenmerkende afgeschuinde witte tegel, waardoor de gangen in de metrogebouwen meer licht gaven. Een bewuste keuze om gevoelens van claustrofobie, verstikking of angst tegen te gaan.

Interieur metrostation Madrid

In zijn laatste levensjaren leefde Palacios een teruggetrokken bestaan (zeker na de dood van zijn vrouw), in El Plantío, een buitenwijk van Madrid.
Overeenkomstig zijn wens werd hij begraven in zijn geboorteplaats O Porriño. Op zijn graf prijkt – hoe kan het ook anders – een klein granieten blok met inscriptie.

Wat maakt ‘Oppenheimer’ zo goed?

Wat maakt dat je drie uur lang (!) gekluisterd aan je bioscoopstoel zit te kijken naar ‘Oppenheimer’? Zonder dat je ook maar één moment denkt: ‘Deze scène duurt te lang’? Valt er dan niets op aan te merken? Ja, helaas wel.

Het succes van Christopher Nolan’s film is in ieder geval niet toe te schrijven aan actiescènes: er zitten geen spannende achtervolgingen in, geen spectaculaire vechtscènes en slechts een beetje seks. Of je moet het tot ontploffing brengen van Trinity (codenaam voor de eerste test met een atoombom) op 16 juli 1945, in de woestijn van New Mexico, als actiescène beschouwen.


Camera en montage
Fenomenale scène overigens, omdat die zeker 10 seconden lang uit stilte bestaat – het enige wat je hoort, is de ademhaling van Oppenheimer, terwijl een immense vuurzee het bioscoopscherm vult; afgewisseld met close-ups van Oppenheimer en andere functionarissen.
De impact van die stilte is veel groter (op de toeschouwer), dan het geluid van de ontploffing dat pas minuten later weerklinkt. Het besef dat je getuige bent van een gebeurtenis met wereldwijde gevolgen, daalt dan écht goed in….. Wie de uitzending van Zomergasten (NPO2, 30 juli) met cinematograaf Hoyte van Hoytema heeft gezien, weet dat hij het zichzelf niet gemakkelijk heeft gemaakt bij het filmen van ‘Oppenheimer’.
Van Hoytema vertelde in die uitzending niet alleen dat de film grotendeels op IMAX werd gedraaid (hogere beeldresolutie), maar ook dat hij voor de dialogen een zelfgebouwde camera gebruikte. Wat niet alleen bepaalde eisen aan de cameraman stelde, maar ook aan de acteurs, omdat de camera nogal lawaaierig was.
Voor wie geïnteresseerd is in meer technische details: op YouTube is een instructieve video te zien over het gebruik van camera’s en lenzen door Van Hoytema bij het maken van de eveneens door Christopher Nolan geregisseerde film ‘Tenet’.

Jennifer Lame werkte ook samen met Nolan aan ‘Tenet’. Lame is verantwoordelijk voor de montage (editor) van de film. Het was vooral het ritme van haar montage voor de film ‘Manchester by the Sea’, waardoor Nolan haar koos voor het monteren van zijn laatste twee films.
Dat montageritme speelt ook in ‘Oppenheimer’ weer een grote rol: bij voornoemde scène over de explosie van Trinity én in het tweede deel van de film bij het kruisverhoor waaraan Oppenheimer wordt onderworpen tijdens de besloten hoorzitting in 1954 door de Atoom Energie Commissie (AEC).

Oppenheimer moest voor de commissie verschijnen in verband met de verlenging van zijn veiligheidsmachtiging als consultant voor deelname aan het Amerikaanse atoomwapenprogramma. Maar Oppenheimer werd beschuldigd van communistische sympathieën en als een veiligheidsrisico beschouwd. Het was de tijd waarin het politieke klimaat in de VS werd beheerst door McCarthyism: een periode waarin iedereen met een voorkeur voor ‘linkse’ politiek verdacht was en grote kans liep nergens meer aan de bak te komen.
Voor die hoorzitting was een speciale aanklager benoemd, Roger Robb (rol van Jason Clarke). Over een periode van een aantal dagen (totaal 27 uur!) onderwerpt hij Oppenheimer aan een kruisvuur van suggestieve vragen.
In de film zien wij een kleine, kale kantoorruimte, waarin de aanwezigen dicht op elkaar zitten en naarmate de hoorzitting vordert, wordt de sfeer in die kleine ruimte steeds beklemmender. Als kijker heb je de neiging om tegen Oppenheimer te roepen ‘Loop toch die kamer uit, man!’.
Dat is niet alleen te danken aan het sterke acteren, maar ook aan het camera-en montagewerk (ritme!).
De hoorzitting leidde er uiteindelijk toe dat de AEC de veiligheidsmachtiging van Oppenheimer weigerde te verlengen ¹. Oppenheimer werd daarna in de academische wereld als een paria beschouwd.

Nog zo’n moment waarin de montage sfeerbepalend is: na de overgave van Japan (15 augustus 1945) heerste er in de VS een overwinningsroes. De oorlog was afgelopen, de ‘Amerikaanse jongens’ konden naar huis en dat was voor een groot deel te danken aan het werk van Oppenheimer.
Hij wordt uitgenodigd op zijn oude universiteit en een grote zaal vol studenten zit in geëxalteerde sfeer op houten tribunes hun alumnus op te wachten. In afwachting van zijn komst beginnen ze steeds harder met hun benen te stampen. Intussen zie je Oppenheimer vertwijfeld in de coulissen staan…. Hij talmt om een speech te geven.
Het beeld switcht heen en weer tussen het gezicht van Oppenheimer en de zaal met opgewonden studenten, ze beginnen steeds harder met hun voeten op de tribunes te stampen, het geluid zwelt aan…..

Muziek van Ludwig Göransson

Over geluid gesproken: pas ergens halverwege de film realiseer je je opeens de enorme kracht van de muziek. Nolan koos, net als voor de cinematografie en de montage, voor de muziek bij deze film ook nu weer voor iemand waarmee hij bij het draaien van ‘Tenet’ had samengewerkt: de Zweed Ludwig Göransson.
De filmcomponist vertelt zelf in een korte video wat de opdracht voor hem betekende:

Kritiek: teveel docudrama, te weinig echte Oppenheimer
Richard Brody schreef in The New Yorker dat de film veel weg heeft van een historische documentaire, weliswaar mooi gemonteerd, maar zonder echte diepgang. Volgens Brody maakt Nolan niet goed duidelijk dat de echte Oppenheimer een  complexe personaliteit had.
De filmcriticus verwijt de regisseur die complexiteit teveel visueel in beeld te hebben gebracht – in de vertolking door Cillian Murphy spreekt Oppenheimer er nauwelijks over in de film. Alleen in de scène, waarin Oppenheimer wordt uitgenodigd op het Witte Huis bij president Truman laat hij zijn gevoelens spreken: ‘Ik heb het gevoel dat ik bloed aan mijn handen heb’.

Maar als de film inderdaad meer een historisch docudrama zou zijn, dan ontbreekt er belangrijke informatie. Want waarom wilde de VS zo nodig een atoombom als ultiem wapen inzetten tegen Japan?
In de film wordt dat eigenlijk niet duidelijk. We zien wel een korte scène van een veiligheidsberaad met Truman, waarin de president nogal laconiek zijn toestemming geeft voor het laten vallen van de bom.
Maar er wordt geen enkele historische informatie gegeven over het verloop van WO-II in Azië, die het gebruik van een atoomwapen zou kunnen rechtvaardigen.
Op dat moment waren er echter al miljoenen doden gevallen in dat deel van de wereld als gevolg van de Japanse veroveringsdrift!

Historische context
In de jaren dertig van de vorige eeuw had zich in Japan een politieke machtswisseling voorgedaan, vergelijkbaar met de opkomst van de Nazi’s in Duitsland. Binnen het Japanse keizerlijke leger (zoals het tot 1948 feitelijk heette) was een extreem nationalistische beweging actief, die steeds meer de overhand kreeg.
Deze beweging ging uit van de gedachte dat Japan de derde grote wereldmacht zou moeten zijn (naast Europa en Amerika). Gevolg van die ideologie was dat Japan aanspraak maakte op grote delen van Azië.
Al in 1931 veroverde Japan Mantsjoerije – een gebied in het noordoosten van China dat nu opgedeeld is tussen Rusland en China.

In dit verband is het goed om te weten dat Japanners dachten dat hun keizer een afstammeling was van de goden. In de Japanse grondwet van 1889 stond zelfs dat ‘het rijk geregeerd zal worden door een tot in alle eeuwigheid ondeelbare keizerlijke dynastie’ en dat de keizer als ‘heilig en onschendbaar’ werd beschouwd.
Sinds 1926 paradeerden schoolkinderen in uniform dagelijks voor het portret van keizer Hirohito.

De jaren dertig werden verder gekenmerkt door politieke moordcomplotten, die niet alleen het gevolg waren van de wereldwijde depressie van 1929, maar ook werden gevoed door de zogenoemde ‘orgaan theorie’. Die theorie bestond uit de (nu voor ons redelijk klinkende) opvatting dat de keizer slechts een staatsorgaan was; elke andere opvatting was in strijd met de grondwet.
Die theorie werd echter bestreden door diverse geheime genootschappen, die nauwe banden onderhielden met rechtsextremisten in het leger. Zij zagen enerzijds een opkomend ‘rood gevaar’ in China als een bedreiging voor het keizerrijk Japan en ergerden zich anderzijds aan de ‘linkse politiek’ van het toenmalige Japanse kabinet.

Een en ander culmineerde op 26 februari 1936 in een legeropstand, waarbij ambtswoningen van ministers en andere hoogwaardigheidsbekleders werden binnengevallen, alsook de redactie van een van de grootste dagbladen, de Asahi Shimbun.
De opstandelingen gaven zich evenwel na een paar dagen over, nadat duidelijk was geworden dat hun keizer de opstand niet steunde.
Er werd een nieuwe regering gevormd, met een hardliner op de positie van minister van Oorlog (zoals Defensie toen nog werd genoemd). Om de onrust in het leger tot bedaren te brengen werd een enorm budget voor leger en vloot door het parlement geloodst ².
Vestiging van Japans leiderschap in Oost-Azië werd het belangrijkste doel van het buitenlands beleid en de invloed van Europa en Amerika in de regio moest worden teruggedrongen.

In de daaropvolgende jaren voerde Japan een zogenoemde ‘positieve’ politiek ten aanzien van China uit: de Chinees-Japanse oorlog. Dieptepunt van die ‘positieve’ Japanse politiek in China was eind 1937 het bloedbad van Nanjing, waar zeker 200.000 Chinezen werden vermoord.
Op 27 september 1940 sloot Japan het Driemogendhedenpact met Duitsland en Italië. Artikel 2 van het pact luidde: ‘Duitsland en Italië zullen het Japanse leiderschap bij de vestiging van een Nieuwe Orde in Oost-Azië erkennen.’
Hitler haalde Japan over om westerse bezittingen in Indo-China (waaronder Brits Maleisië, het Franse Indo-China en voormalig Nederlands-Indië) te veroveren, in de hoop op die manier Groot-Brittannië te verzwakken.
Groot-Brittannië en de VS reageerden met het instellen van een olieboycot, de bevriezing van Japanse tegoeden en een verbod op vrijwel alle handelsverkeer. De voorstanders van de Nieuwe Orde in Azië zagen in die maatregelen de bevestiging van hun opvatting dat het westen erop uit was om Japan te kleineren.

In december 1941 voerden Japanse vliegtuigen de aanval op Pearl Harbor uit. Bij de aanval, uitgevoerd door een paar honderd Japanse vliegtuigen én enkele onderzeeboten, kwamen ruim 2000 Amerikaanse militairen om en raakten er ruim 100o gewond.
De Japanse aanval duurde anderhalf uur: 21 Amerikaanse marineschepen konden als verloren worden beschouwd. Bovendien werden bijna 200 Amerikaanse gevechtsvliegtuigen op Hawaï uitgeschakeld.
Let wel: formeel waren beiden landen op die fatale dag (zondag, 7 december 1941) niet met elkaar in oorlog! Integendeel, tot vlak vóór de aanval op Pearl Harbor hoopte toenmalig president Roosevelt nog op een vreedzame oplossing.
Een dag daarna viel Japan Hong Kong aan (verdedigd door Canadese strijdkrachten en een vrijwilligersleger), twee dagen daarna werden twee Britse marineschepen tot zinken gebracht bij Maleisië.

Bij de oorlog die vervolgens in Azië tussen 1942 en augustus 1945 werd gevoerd door geallieerde strijdkrachten (Australië, Canada, Groot-Brittannië, Nederland, Nieuw-Zeeland en de VS) en het Japanse keizerlijke leger verloren alleen al aan Amerikaanse zijde tienduizenden Amerikaanse soldaten het leven.

Dat is het historische kader dat helaas in ‘Oppenheimer’ ontbreekt.
Waarmee niet is gezegd dat het Amerikaanse besluit om de atoombom te gebruiken een juist besluit was.
Het had overigens weinig gescheeld of Japan had een eigen atoombom gemaakt. En het toenmalige regime zou niet hebben geaarzeld om het als wapen te gebruiken. Hoe de wereld er dan zou hebben uitgezien, kunnen we maar beter niet aan denken…

Kortom, Oppenheimer is een slecht docudrama, maar een goede film.

¹ In december 2022 (!) vernietigde Jennifer Granholm (minister van Energie van de Verenigde Staten) het besluit van de AEC uit 1954, verklarend dat het besluit om Oppenheimer geen veiligheidsmachtiging te geven het resultaat was van een “gebrekkig proces”.

² In het budget werden ook gelden vrijgemaakt voor de ‘Eenheid voor preventie van epidemieën en waterzuivering’ (ontwikkeling en toepassing van biologische wapens).