Fosco Maraini was een Italiaanse antropoloog die vele reizen in Zuidoost- en Centraal-Azië maakte. In het Museo d’Arte Orientale te Turijn loopt nog een paar dagen een tentoonstelling gewijd aan het bezoek dat de Italiaan aan het eiland Hekura in de Japanse Zee bracht. De tentoonstelling is bescheiden van omvang – zeker in vergelijking met de imposante, vaste collectie aan Aziatische kunst en archeologische vondsten die er in het Museo d’Arte Orientale te zien zijn. Toch is de expositie het signaleren waard en wel om twee redenen: in de eerste plaats geeft het een fascinerend beeld van een cultuur die nauwelijks meer bestaat en in de tweede plaats confronteert het de bezoeker met de ontzagwekkende evolutie van de fotografie.
Behalve antropoloog, etnoloog en bergbeklimmer was Fosco Maraini namelijk ook fotograaf. En, zeker voor die tijd, een verdomd goede. In het kader van de Fotoweek aanleiding om even stil bij te staan.
Reden voor Marainí’s bezoek aan Hekura was de cultuur van de Ama, een door vrouwen gedomineerde visserscultuur. Zij doken zonder zuurstofflessen of andere hulpmiddelen tot wel twintig meter diepte om oesters te vangen.
Maraini heeft er ook een korte documentaire over gemaakt, die de samenstellers van de expositie met veel moeite hebben weten te achterhalen en restaureren. Het zijn unieke beelden – uniek, niet alleen omdat ze een beeld tonen van een verdwenen cultuur, maar vooral omdat ze laten zien hoe onbevangen de vrouwen, slechts gekleed in een schaamlapje (de KuroNeko) met een touw om hun middel vanaf een vissersbootje het water in duikelen. Niet gehinderd door enige schroom.
Als enige uitrusting droegen ze een lang mes, dat zij tussen hun huid en het touw staken en dat zij gebruikten om de oesters los te snijden van de zeebodem. De mannen bleven achter op de boten om de vrouwen weer naar de oppervlakte te halen, wanneer zij daarvoor een teken van het touw kregen.
Maraini maakte de beelden in 1954 – zestig jaar geleden. Hij dook mee onder water en op de tentoonstelling is in een aparte vitrine te zien welke camera’s hij daarbij gebruikte. Zowel de documentaire als de foto’s zijn in zwart-wit, waardoor de beelden een nog grotere zeggingskracht krijgen.
Maraini nam op zijn reizen altijd zelf de films, fotopapier en ontwikkelaars mee, zodat hij de gemaakte opnamen ter plekke kon afdrukken. Hij was bang dat de beelden anders over- of onderbelicht zouden raken tijdens het vervoer onderweg. De Italiaan ontwikkelde de films (alles was in die tijd nog analoog) on the spot, wat nog een hele opgave was – een donkere kamer was niet zomaar voor handen.
Er wordt op sommige plaatsen in Japan nog wel door vrouwen gedoken, maar voornamelijk door oudere vrouwen en niet meer naakt. Jonge vrouwen zoeken hun heil liever in de grote steden. In 2012 was er hier in Nederland nog een tentoonstelling van fotografe Nina Poppe over die verdwijnende cultuur te zien.