De onbekende Beatrix Potter

Ze is vooral bekend door haar boeken over Pieter Konijn, maar Beatrix Potter was zo veel méér: mycoloog, natuurbeschermer en zakenvrouw. Bovendien: Pieter Konijn was slechts één van haar vele creaties. Tijd voor een herwaardering.

Dat de omgeving van Lake Windermere niet volgebouwd is met recreatiebungalows of, nog erger, lelijk grote appartementencomplexen, hebben wij eigenlijk te danken aan Beatrix Potter.

Lake Windermere, met zicht op de oostelijke oever (Foto: Flip Schultz)

Al voordat Beatrix Potter de 17e eeuwse boerderij Hill Top kocht – die voor haar een toevluchtsoord werd na de plotselinge dood van haar verloofde in 1905, was zij onder de indruk geraakt van de natuurpracht van het Lake District, het heuvelachtige landschap in het noordwesten van Engeland.
Als tiener namen haar ouders in 1882 mee op vakantie naar Wray Castle, een 19e eeuws kasteel aan de oevers van Lake Windermere. De toenmalige bewoner én latere oprichter van de National Trust, Hardwicke Rawnsley, wakkerde haar interesse voor de natuurwetenschappen aan.

Studie mycologie

Van jongs af aan tekende Potter graag en veel. Haar ouders, zelf kunstliefhebbers, stimuleerden haar tekentalent: ze las talloze liefst geïllustreerde boeken en bezocht samen met haar vader – enthousiast amateurfotograaf – regelmatig musea. Haar observatievermogen werd al vroeg herkend door een bevriend schilder van de familie, Sir John Everett Millais, een van de Prerafaëlieten.
Behalve (huis)dieren begon Potter tekeningen te maken van fungi (schimmels of zwammen). In de loop van twintig jaar zou zij een collectie opbouwen van meer dan 300 verschillende tekeningen van zwammen, die nu voor een belangrijk deel te zien zijn in het Armitt Museum te Ambleside.

‘Van alle hopeloze dingen om te doen, is een mooie dikke paddenstoel tekenen misschien nog wel het ergste.’

Haar tekeningen waren zo gedetailleerd en accuraat dat ze nog steeds voor lesboeken en gidsen worden gebruikt. Zo werden veel van haar tekeningen in 1967 (!) opgenomen in een paddestoelengids. 

Het bleef niet bij tekeningen: Potter ontwikkelde een theorie over de ontkieming van deze organismen. Schimmels planten zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk voort. De geslachtelijke voortplanting vindt plaats door middel van sporen, de ongeslachtelijke voortplanting gebeurt op vegetatieve wijze met schimmeldraden. Potter experimenteerde zelf met het laten ontkiemen van sporen – en had zo haar twijfels over de symbiose theorie. 

Ze nam die studie heel serieus op: via een oom, een chemicus, trad zij in overleg met botanici van Kew Gardens in Londen – waar de grootste botanische en mycologische collectie van de wereld is gehuisvest.

Als vrouw ‘en amateur’ werd zij echter door de directeur van Kew Gardens niet helemaal serieus genomen. Om te bewijzen dat zij wel degelijk wist waar zij het over had, diende ze in 1897 een scriptie in bij het gezaghebbende natuurhistorische genootschap, de Linnean Society. Titel: “Over het ontkiemen van paddenstoelen sporen”.

In die tijd moesten vrouwen nog bij het genootschap worden ‘geïntroduceerd’. Die eer viel te beurt aan George Massee, een vriend van de familie, die in Kew Gardens cryptogamen beheerde. Een cryptogaam is een plant die geen bloemen of zaden gebruikt om zich voort te planten.
Potter kreeg haar scriptie terug met het verzoek om het manuscript op bepaalde onderdelen aan te passen. Aan dat verzoek heeft ze nooit gehoor gegeven. Het manuscript werd decennialang verloren gewaand, tot het begin deze eeuw (!) – dus ruim honderd jaar later – weer opdook. En de Linnean Society bood postuum excuses aan voor de manier waarop Potter destijds was behandeld.

Carrière als schrijver/illustrator

Intussen begon Potter als schrijver en illustrator steeds meer naam te maken. Al in 1890 verkocht zij haar eerste illustraties aan een uitgever van een boek met liederen van een destijds populaire componist. En in de daaropvolgende jaren kwam er steeds meer vraag naar haar tekeningen.
Er was nog een ontwikkeling die haar carrière als schrijver/illustrator bevorderde: rond de eeuwwisseling begonnen uitgevers steeds meer kinderboeken te maken: de Britse bevolking verdubbelde namelijk in het Victoriaanse tijdperk (!) van bijna 17 miljoen tot 30 miljoen.

Het duurde dan ook niet lang voordat haar eerste eigen boek in 1902 uitkwam:  “The Tale of Peter Rabbit”, met dezelfde personages waarover zij in eerdere brieven aan kinderen had geschreven. Een jaar later volgden nog twee boeken: “The Tale of Squirrel Nutkin” en  “The Tailor of Gloucester”. De boeken bleken een groot succes.

Bij het uitgeven van haar boeken werkte ze nauw samen met haar uitgever, Norman Warne. Warne overtuigde haar om haar pentekeningen in te kleuren. In een groeiende markt voor kinderboeken zag hij de commerciële mogelijkheden. Al in 1903 maakte en patenteerde Potter een Peter Rabbit pop, gevolgd door andere ‘spin-offs’: bordspellen, kleurboeken, puzzels en serviezen.

Een van de bordspellen die in de jaren twintig werden uitgegeven met Potter’s illustraties.

De twee kregen een relatie en kondigden in 1905 hun huwelijk aan – zeer tegen de wens van haar ouders, die Warne qua maatschappelijke status geen goede match vonden. Als je de televisieserie ‘Downton Abbey’ hebt gezien, kan je je een voorstelling maken van het maatschappelijk milieu waarin Potter was opgegroeid.
Nog in datzelfde jaar stierf Norman Warne, volkomen onverwacht, als gevolg van een ernstige bloedziekte. Potter hoorde het nieuws tijdens een vakantie met haar ouders in Wales.

Natuurbeschermer

Warne en Potter waren van plan om in het Lake District een boerderijtje te kopen voor in de zomer. Bij hun zoektochten was hun oog gevallen op Hill Top, een idyllisch gelegen boerderij in het plaatsje Near Sawrey. De inkomsten uit de verkoop van haar boeken en een erfenis van een tante maakten die aankoop mogelijk.
Na de tragische dood van haar geliefde, besloot Potter de koop toch door te zetten en stortte zij zich fanatiek op het aanleggen van een tuin en de verbouwing van het pand naar eigen architectonisch ontwerp. Het was namelijk haar uitdrukkelijke wil dat Hill Top ‘gewoon’ een boerderij zou blijven en dus kwam de pachtersfamilie in de nieuwe aanbouw te wonen.

Hill Top op een regenachtige dag in september 2021. Links de aanbouw uit 1905 (Foto: Flip Schultz)

Potter ging steeds meer op in het boerenleven, introduceerde de door haar geliefde Herdwick schapen (toen al een uniek schapenras) en bemoeide zich steeds meer met het wel en wee van het boerenleven in de omgeving. Ze legde zichzelf toe op het fokken van ooien, waar ze in de jaren dertig zelfs prijzen mee won op regionale landbouwtentoonstellingen. In 1907 telde de boerderij op Hill Top 16 Herdwick schapen, zes koeien, een paar varkens en kippen. Veel van de dieren kregen van haar een naam.  

In 1909 kocht ze er nog een boerderij in het dorp bij, Castle Cottage. Ze zou er later samen gaan wonen met William Heelis, de plaatselijke notaris die haar juridisch hielp bij al haar grondaankopen juridisch bijstond. Hill Top werd haar werkadres, een wandeling van 5 minuten.
Bij die ene aankoop zou het niet blijven. Aan het eind van haar leven bezat zij 15 boerderijen met in totaal ruim 1600 hectare land, die zij allemaal naliet aan de National Trust (vergelijkbaar met de vereniging Natuurmonumenten in ons land).
Ze kocht de boerderijen niet uit winstbejag, maar uit angst voor het verdwijnen van de natuur en het bijbehorende boerenleven.

In 1912 voerde ze actie tegen plannen om watervliegtuigen op Windermere Lake te laten landen. Er volgde een petitie waarin werd opgeroepen vliegverkeer op en rond het meer te verbannen. Zelf schreef Potter iedereen binnen haar netwerk aan om de petitie te ondertekenen. Haar actie had succes: de plannen werden door de regering naar de prullenbak verwezen.

Toen zij in 1923 een van haar grootste landaankopen deed met het 800 hectare grote Troutbeck Park Farm (even ten noorden van Windermere), verbleef zij er vaak zelf dagenlang om mee te helpen met het werk op de boerderij.

Zij schaamde zich er niet voor om haar roem in te zetten voor het goede doel. In de jaren twintig kwamen de eerste Amerikaanse bewonderaars al naar Hill Top. De vriendschappen die daaruit voortkwamen, benutte Potter rond 1925 om een bouwproject tegen te gaan op de oostelijke oever van Windermere Lake. Ze maakte vijftig tekeningen van Pieter Konijn en stuurde die naar haar Amerikaanse bewonderaars met het verzoek om in ruil daarvoor een guinea (een Britse pond en een shilling) over te maken voor een inzamelingsactie tegen het bouwproject. Haar actie leverde 100 Britse ponden op en droeg ertoe bij dat het bouwproject niet doorging.

In 1930 was er sprake van dat Monk Coniston estate, een groot landgoed, opgekocht zou worden door projectontwikkelaars. Ze trad in overleg met de National Trust en kwam met hen overeen dat zij het landgoed zou kopen op voorwaarde dat de vereniging de helft ervan zou kopen, wanneer het daartoe de middelen had.

Literaire erfenis

Haar jaren op Hill Top waren in literaire zin ook haar meest productieve jaren. Ze zou er dertien boeken schrijven. En in zeker vijf van die boeken (o.m. “The Tale of Tom Kitten”) vormde de omgeving van de boerderij het decor.
Niemand minder dan Graham Greene schreef over die periode van haar schrijversbestaan:

“In de jaren 1904-1908 schreef zij haar meest humoristische boeken: “The Pie and the Patty Pan’’, “The Tale of Tom Kitten” en “The Tale of Mrs Tiggy Winkle”. Er zat maar één mislukking bij: “Mr Jeremy Fischer”. Mevrouw Potter had haar juiste stijl en plaats gevonden. De boeken speelden zich af in Cumberland; boerderijen, dorpswinkels, stenen muurtjes en de heuvelruggen van de Catbells vormden de achtergrond van haar tekeningen en proza. Zij bevolkte een landschap.”

Greene prees haar dialogen, die ‘leken op aforismen’ en was onder de indruk van de manier waarop zij in één regel een personage kon beschrijven.
Hij vroeg zich af of er een bepaalde gebeurtenis in haar leven had plaatsgevonden waardoor er vileine schurken in haar nieuwe boeken voor kwamen, zoals Mr Drake Puddle-Duck en de oude rat Samuel Whiskers.

Ze hield niet zo van die psychologische analyses van haar werk, liet ze Greene in een brief weten. Feit is dat ze dagelijkse ervaringen wel degelijk in haar boeken verwerkte: de eigenaar van een boerderij verderop in het dorp waar Potter regelmatig meningsverschillen mee had, is herkenbaar als Farmer Potatoes in “The Tale of Samuel Whiskers” – alle ratten uit het boek woonden op zijn boerderij.

“Met Peter Rabbit en zijn neef Benjamin creëerde Potter twee epische persoonlijkheden”, schreef Greene. Hij vergeleek hun karakters met die andere grote duo’s uit de wereldliteratuur: Don Quichote en Sancho Panchez, Pantagruel en Panurge, Pickwick en Weller. “Peter was een neuroot, Benjamin een man van de wereld en onverstoorbaar.”

Vanaf 1920 publiceerde Potter nauwelijks meer. Het boerenleven, de vele acties voor natuurbehoud en het beheer van de boerderijen, nam al haar tijd in beslag.

Potter overleed midden in de Tweede Wereldoorlog op 77-jarige leeftijd als gevolg van een zware bronchitis. Op haar verzoek werd haar as door haar favoriete schapenherder verstrooid op de hoogvlakten boven Near Sawrey.  
Al haar boerderijen en bijbehorend land liet ze na aan de National Trust.

Naschrift

Aanleiding voor dit artikel vormde een bezoek in september van dit jaar aan het Lake District en aan Hill Top.
Ik heb er voor gekozen de oorspronkelijk Engelstalige titels en namen te vermelden van Potter’s boeken, omdat in de loop der jaren Nederlandse uitgevers haar boeken in verschillende vertalingen hebben uitgebracht.
Overigens zijn er nu maar weinig Nederlandse vertalingen van haar werk verkrijgbaar. Vooral de boeken die zij tijdens de jaren in Hill Top schreef, verdienen een nieuwe vertaling. Jongere generaties kunnen er nog veel plezier aan beleven.  

In juni van dit jaar kwam eindelijk ‘Peter Rabbit 2’ uit, een film van Will Gluck. De film zou oorspronkelijk in de zomer van 2020 uitkomen. Door de COVID-19 pandemie werd dat uiteindelijk de zomer van 2021.

Peter Beard: fotograaf van een verdwijnende wereld

Al in 1965 waarschuwde hij met zijn boek ‘End of the Game’ voor het uitsterven van zeldzame diersoorten. De foto’s die hij maakte van kuddes olifanten hebben nu museale waarde – simpelweg omdat er nauwelijks meer kuddes olifanten zijn.

Cover 'End of the Game'

Beard was een a-typische fotograaf. Nadat hij op 17-jarige leeftijd samen met schrijver en filmer Quentin Keynes een verslag maakte van de jacht op neushoorns in Afrika, liet het lot van de Afrikaanse dierenwereld hem niet meer los. Hij ging regelmatig terug naar dat werelddeel om er in dagboeken en collages verslag van te doen.

In de vroege jaren 60 werkte hij in het Tsavo National Park in Kenia. Daar legde hij de dood van meer dan 35.000 olifanten en 5.000 zwarte neushoorns door jagers en stropers vast.

“Hoe dieper de mens Afrika binnendrong, hoe sneller het leven eruit wegvloeide, uit de vlaktes en uit het oerwoud (…) verdwijnend in hectares trofeeën en huiden en karkassen.”

Beard voelde zich meer antropoloog dan kunstenaar (hij studeerde kunstgeschiedenis aan Yale University). De fotografie beschouwde hij als een middel om zijn visie op het leven weer te geven. Zijn leven lang stond in het teken van het natuurbehoud en de strijd tegen klimaatverandering, met name in zijn geliefde Afrika.

Na ‘End of the Game’ volgde in 1973 ‘Eyelids of morning: the mingled destinies of crocodiles and men’. Een fotoboek over de betekenis van de krokodil voor de inheemse bevolking van Afrika zoals weerspiegeld in hun mythen, symbolen en hun dagelijks leven. En de verwoestende impact van jagers, ontdekkingsreizigers en projectontwikkelaars op het bestaan van de krokodil.

I’ll write whenever I can

Zijn kennismaking met de Deense Karen Blixen (die onder het pseudoniem Isak Dinesen het beroemde ‘Out of Africa’ publiceerde) leidde in 1975 tot een derde fotoboek: ‘Longing for Darkness’.
Het boek was geschreven door Kamante Gatura, een Keniaanse vluchteling die door Blixen werd gered toen hij gewond werd aangetroffen op haar koffieplantage.

Na een overzichtstentoonstelling van Beard’s werk in het International Center of Photography in New York werd hij gevraagd om fotoreportages te maken voor LIFE magazine, Vanity Fair en zelfs modebladen als Vogue en Elle.
Beard werd een graag geziene gast in het New Yorkse nachtleven van de jaren zeventig en tachtig. Hij noemde zijn belevenissen in die tijd een ‘antropologische studie’. De modellen die hij door zijn werk leerde kennen beschouwde hij als een te beschermen diersoort en fotografeerde hij bij voorkeur in hun natuurlijke staat.

Zijn liefde voor het Afrikaanse dierenrijk werd hem in 1996 bijna fataal, toen hij in Kenia al fotograferend werd aangevallen door een olifant. Daarbij werd zijn linkerbeen doorboord. Hij werd met spoed in een jeep naar een ziekenhuis in Nairobi vervoerd, waar hij bij aankomst geen polsslag meer had. Hij verliet het ziekenhuis daags later met 21 metalen pinnen in zijn been.

In 2004 verscheen zijn laatste boek, ‘Zara’s Tales: Perilous Escapades in Equatorial Africa’, opgedragen aan de dochter uit zijn laatste huwelijk met de Afghaanse Nejma Khanum. Beard was eerder getrouwd met Minnie Cushing en Cheryl Tiegs.

De afgelopen jaren werd zijn leven gekenmerkt door juridische kwesties over het eigendom van zijn werk. Beard had in de loop van zijn leven veel foto’s en collages cadeau gegeven aan vrienden en bekenden. Zijn vrouw, die – naarmate Beard’s gezondheid verslechterde – optrad als zijn zaakwaarnemer, eiste die werken terug. Niet iedereen wilde daar vrijwillig aan meewerken.

Eind maart werd Beard als vermist opgegeven door zijn familie. Op 19 april werd zijn lichaam gevonden in een natuurgebied bij Montauk (op Long Island), waar hij jarenlang woonde. Zijn familie gaf een verklaring uit met als laatste woorden:

“He died where he lived: in nature.”

P.S. Beard’s eerste boek is nu een verzamelaarsobject geworden.
Zijn foto’s en collages worden op veilingsites voor duizenden dollars aangeboden.