Een van de meest iconische foto’s van het Parijs in de jaren vijftig is ‘De Kus’. Weinig mensen weten echter wie de fotograaf was. Een expositie in Rome brengt daar verandering in.
Van de fotografen die gezichtsbepalend waren voor de eerste helft van de vorige eeuw, denk je al gauw aan namen als Brassaï, Erwin Blumenfeld, Henri Cartier-Bresson en Edward Steichen.
Aan dat rijtje moet de naam van Robert Doisneau worden toegevoegd. Hij was de maker van een van de meest iconische foto’s uit dat tijdperk, Le Baiser de l’hôtel de Ville (oftewel De Kus). In het Museo dell’Ara Pacis te Rome is een prachtige overzichtstentoonstelling van hem te zien.
Eén ding wordt duidelijk wanneer je door de expositiezalen loopt: die ene foto was geen ‘lucky shot’.
Vanaf 1930 fotografeerde Doisneau – bijna dwangmatig – vrijwel elke dag het Parijse straatleven. Geen wonder dan ook dat hij een archief naliet van 450.000 negatieven.
Hij begon met een Rolleiflex, later werd dat een Leica. Vanaf de jaren zestig gebruikte hij ook een Nikon F.
In Rome is slechts een fractie van die duizenden foto’s te zien. De expositie beslaat de periode 1934 – 1961, onderverdeeld in elf thema’s.
Die keuze betekent niet alleen dat wij een hoofdzakelijk zwartwit beeld van Parijs krijgen te zien. Het is ook het beeld van een Parijs, dat eigenlijk niet meer bestaat.
Dat is natuurlijk overduidelijk bij thema’s als de bezettingsperiode (1940-1944) – met foto’s van de oorlogswinters – en de naoorlogse periode (1945-1953).
Doisneau maakte tijdens WO II deel uit van het verzet; zijn fotografische kennis kwam goed van pas bij het vervalsen van persoonsdocumenten.
Ook de foto’s rond het thema Kinderen (1934-1956) stralen een onschuld en een onbevangenheid uit, die je nu nog maar zelden aantreft. Kinderen speelden nog op straat (!) in de stad, ongehinderd door druk verkeer, zonder toezicht van overbezorgde ouders.
Zo vereeuwigde hij ook Les Halles, een grote straatmarkt in het 1ste arrondissement, die in 1970 werd afgebroken. Toen Doisneau hoorde dat de straatmarkt zou worden opgedoekt, ging hij er met zijn camera op uit om het werk van de marktlui vast te leggen.
Doisneau: ‘Ik stond om 3 uur ’s ochtends op om te zien hoe de marktlui in alle vroegte hun vrachtwagens uitlaadden en hun waren uitstalden.’
En voor wie de fictieve Parijse commissaris van politie Maigret geen onbekende is (de legendarische creatie van Georges Simenon, figurerend in talloze politieromans en latere tv-series), zal zich ongetwijfeld nog het bestaan van de illustere conciërges herinneren die in vrijwel elk verhaal voorkwamen. Mannen, maar veelal ook vrouwen, die huurhuizen beheerden en nauwkeurig elke dag het komen en gaan van hun huurders observeerden.
Doisneau legde ze vast op hun werkplek en geeft ons zo een beeld van een beroep dat niet meer bestaat.
Na de oorlog ging hij weer werken voor het fotopersbureau Rapho, waarvoor hij vlak voor het uitbreken van WO II reclamefotografie en ansichtkaarten maakte.
Nadat hij zich in de jaren vijftig aansloot bij Group XV (vereniging van fotografen) en zijn eerste fotoboek het licht had gezien, wijdde hij zich volledig aan straatfotografie. Niet nadat hij eerst nog vier jaar lang een uitstapje maakte naar de Franse editie van Vogue en het mondaine leven van de Parijse society vastlegde.
Later zou hij over die periode zeggen dat het ‘een vergissing’ was.
Zijn grotere bekendheid leidde er wel toe dat Doisneau gevraagd werd om portretten te maken. En niet altijd van de minsten: acteurs, schilders, schrijvers en wetenschappers. Met een aantal daarvan zou hij ook bevriend raken.
Documentaire
Op de expositie in Rome is ook een documentaire over Doisneau te zien, in 2016 gemaakt door zijn kleindochter, Clémentine Deroudille.
In de docu wil zij in de eerste plaats laten zien zien wie haar grootvader was en wat hem bewoog. Aan de hand van zijn archief, foto’s en aantekeningen, maar ook gesprekken met direct betrokkenen, schetst zij een beeld van een bescheiden man die zichzelf altijd als buitenstaander beschouwde, net als veel van de mensen die hij fotografeerde.
Jammer alleen dat de Franstalige documentaire in het Italiaans is ondertiteld. Voor bezoekers die in geen van beide talen goed thuis zijn, is dat een minpunt van de tentoonstelling.
Doisneau over zijn werk: ‘Wat ik probeerde te laten zien, was een wereld waarin ik mij goed voelde, waarin mensen aardig zijn, waarin ik de vriendelijkheid zou vinden, waarop ik hoopte. Mijn foto’s zijn een bewijs dat zo een wereld kan bestaan.’
In de jaren tachtig van de vorige eeuw spande een echtpaar een rechtszaak aan tegen Doisneau omdat zij veronderstelden dat zij het liefdespaar waren geweest, waarvan hij in 1950 ‘De Kus’ had gemaakt. Doisneau was toen genoodzaakt om bekend te maken dat het een ander echtpaar was geweest, dat hij indertijd gevraagd had om elkaar nog een keer te kussen, nadat hij hen elkaar eerder had zien kussen.
Een van zijn dochters, Annette, verklaarde later dat de rechtszaak Doisneau erg had aangegrepen.
Hij overleed op 81-jarige leeftijd in 1994.
Een originele afdruk van ‘De Kus’, die hij aanvankelijk cadeau had gedaan aan de vrouw op de foto, werd in 2005 door haar op een veiling verkocht voor € 155.000.
De tentoonstelling is nog tot 4 september 2022 te bezichtigen in Museo dell’Ara Pacis, Lungotevere in Augusta, Rome.
N.B. Het museum dankt zijn naam aan het Altaar voor de Vrede, dat Keizer Augustus in 9 voor Chr. liet bouwen, nadat hij het noorden van de Alpen had veroverd en in Spanje nieuwe koloniën had gesticht.