Mijn persoonlijke selectie van hoogtepunten uit 2016 op het gebied van data-visualisatie, film, literatuur, muziek, toneel, televisiedrama en wetenschap.
DATA-VISUALISATIE
Een van de verworvenheden van internet is de mogelijkheid om data op een aantrekkelijke manier te visualiseren. Vooral vanuit journalistiek oogpunt mag het belang daarvan niet onderschat worden. Het journalistencollectief Bellingcat toonde dat in 2016 overduidelijk aan met hun onderzoek naar de ware toedracht van het ongeval met vlucht MH-17.
Ook de site van Nate Silver’s Fivethirtyeight liet dit jaar in dat opzicht van zich spreken met de creatie van de zogenoemde Swing-o-matic. Voorafgaand aan de Amerikaanse presidentsverkiezingen konden lezers met behulp van die data-visualisatie zelf de uitslag voorspellen.
Dichter bij huis maakt Maarten Lambrechts hele knappe visualisaties. Zoals die voor het Belgische De Tijd van de meest en minst productieve leden van het Vlaamse parlement.
Het interessantst evenwel vond ik toch het onderzoek van Jonathan Albright naar de bronnen van fake news tijdens de presidentsverkiezingen in de VS. Albright is professor Media Analytics aan Elon University en was niet tevreden met de constatering dat social media een rol speelden bij de verspreiding van leugens tijdens de verkiezingsstrijd.
Hij merkte dat veel van die valse berichten door middel van directe hyperlinks, zoekmachines en ‘old school’ verspreidingsmiddelen (zoals nieuwsbrieven, RSS, instant messaging) de wereld in werden gestuurd.
Voor zijn kleine onderzoek bepekte hij zich tot websites die bij factchecking organisaties bekend waren en kwam zo tot een aantal van 117 websites die fake news verspreidden, samen goed voor ruim 700.000 hyperlinks. Daarvan waren er ruim 80.000 gedeeld.
Vervolgens zocht Albright naar patronen in die gedeelde links: waar gingen die links naartoe, welke links kwamen op die 117 websites met elkaar overeen en hoe verhouden die fake news websites zich ten opzichte van het bredere medialandschap.
Hij kwam tot de ontdekking dat public relations gebaseerd op gebruikers-data en strategische ‘micro-targeting’ gericht op gedragsverandering bij het grote publiek de belangrijkste krachten vormen achter de verspreiding van fake news. Albright noemt het de micro-propaganda machine.
De uitkomst van zijn onderzoek gaf hij weer in een zogenoemde netwerk grafiek (zie hieronder), waaruit blijkt dat kranten als The New York Times en Washington Post ingekapseld zitten in een web van fake news websites.
Zoals Albright zelf zei in een interview met The Guardian:
“This isn’t a conspiracy. There isn’t one person who’s created this. It’s a vast system of hundreds of different sites that are using all the same tricks that all websites use. They’re sending out thousands of links to other sites and together this has created a vast satellite system….that has completely surrounded the mainstream media system.”
FILM
De stap van data-manipulatie naar fraude is dan makkelijk gemaakt. Meer dan 400 speelfilms werden in 2016 in de bioscopen vertoond. En alhoewel daar een aantal geweldige blockbusters tussen zaten (zoals Alejandro Iñarittu’s The Revenant), blijf ik Adam McKay’s The Big Short toch de belangrijkste film van dit jaar vinden.
Eerder dit jaar heb ik op deze plaats al uitgebreid aandacht besteed aan de verfilming van het gelijknamige boek van Michael Lewis.
Een citaat van Mark Baum (in het echte leven Steve Eisman) uit de film:
“We live in an era of fraud in America. Not just in banking, but in government, education, religion, food, even baseball… What bothers me isn’t that fraud is not nice. Or that fraud is mean. For fifteen thousand years, fraud and short sighted thinking have never, ever worked. Not once. Eventually you get caught, things go south. When the hell did we forget all that? I thought we were better than this, I really did.”
LITERATUUR (fictie)
Graham Swift’s Mothering Sunday is een klein juweel van proza. Op het eerste gezicht een alledaags liefdesverhaal, maar schijn bedriegt. De novelle speelt zich hoofdzakelijk af op een en dezelfde datum, om precies te zijn op 30 maart 1924, een datum die in het vooroorlogse Engeland een religieuze betekenis had. Hoofdpersonage is Jane Fairchild, die als ongeletterde dienstmeid werkt bij een familie van de betere stand. Denk qua sfeertekening aan de tv-serie Downtown Abbey.
Die sfeertekening laat Swift ook subliem doorklinken in het taalgebruik, dat niet anders valt te omschrijven als typically British. Om die reden is het aan te raden om het boek in het Engels te lezen, omdat – hoe goed de vertaling ook mag zijn – Swift’s taalgebruik een essentieel onderdeel van het boek vormt. Het verhaal wordt namelijk verteld vanuit het perspectief van Jane, die aan het begin van het boek zegt dat zij woorden leerde kennen door haar liefde met iemand uit de hogere kringen, waarvan zij vóór die tijd geen weet had.
LITERATUUR (non-fictie)
Iedereen die geïnteresseerd is in de (geschiedenis van de) journalistiek, moet De gouden jaren van het linkse levensgevoel – Het Verhaal van Vrij Nederland lezen. Niet alleen om de reden die auteur John Jansen van Galen in het voorwoord noemt, namelijk:
‘zoeken (…) naar het antwoord op de vraag hoe het mogelijk is dat Vrij Nederland in de jaren zestig en zeventig zo prominent werd als tolk en geweten van links, en dat het die positie (…) zo vlug verspeelde. En hoe Nederland (…) veranderde. En of daar een verband tussen bestaat.’
Een andere reden is het beeld dat Jansen van Galen schetst van de evolutie van de Nederlandse journalistiek in die periode van pakweg veertig jaar. Want zijn boek is niet alleen de geschiedschrijving van een van de succesvolste (opinie)weekbladen ooit, maar geeft ook een onthullend beeld van een generatie journalisten, fotografen én hun werkwijze.
Zo lees je vol ongeloof hoe zwaar Renate Rubinstein – beter bekend onder haar pseudoniem Tamar (Hebreeuws voor dadelpalm) – het als vrouw had bij het progressiefste weekblad van Nederland. Maar haar debuut bij VN markeerde wel ‘de grootste ommekeer’ in de ontwikkeling van het weekblad en “eigenlijk van de Nederlandse journalistiek”. Volgens oud-hoofdredacteur Rinus Ferdinandusse was Rubinstein ‘de eerste columnist’ van Nederland: ‘Wat zij deed: een persoonlijke visie op de wereld geven, was volstrekt nieuw.’ We zitten dan midden in de roemruchte jaren zestig.
Fast forward naar 1973 wanneer de fotografie haar plaats opeist in het weekblad en fotografen als Willem Diepraam en Bert Nienhuis letterlijk beeldbepalend worden. De komst van de kleurenbijlage in 1977 bood journalisten en fotografen zelfs de mogelijkheid een hele maand aan een onderwerp te werken.
Wie wil weten welke impact het blad had in de hoogtijdagen, moet hoofdstuk 15 lezen:
‘Waarin het schijnbaar onkreukbare Nederland wordt ontmaskerd als een baaierd van fraude, fiscaal gesjoemel en belangenverstrengeling’.
Begin jaren tachtig begint de klad er in te komen: het lezerspubliek veroudert, terwijl de redactie zich koestert in ‘het zelfgenoegzame gevoel van de eigen voortreffelijkheid’. De oplage daalt onder 100.000, de redactie kent interne strubbelingen en het blad lijkt geen vat meer te hebben op de nieuwe tijdgeest. Het is het tijdperk van premier Thatcher en president Reagan. Er is een economische crisis, de dagbladen komen met bijlagen en de tijd dat mensen nog drie weekbladen tegelijk in de kiosk kochten is voorbij. Toen moest de grote doorbraak van internet nog komen.
Deel 2 (Muziek, Toneel, TV-series en Wetenschap) volgt later deze week.