Leonard Cohen (1934 – 2016)

Ik zal een jaar of 14 zijn geweest en smoorverliefd op een meisje met vuurrood haar. De liefde was wederzijds. Alle clichés die er bestaan over puberliefdes waren op onze verhouding van toepassing. Met dit verschil dat zij een liefhebster was van Franse chansons én…Leonard Cohen. Zij was in het bezit van zijn debuutalbum, Songs of Leonard Cohen, met bekende klassiekers als Suzanne, Sisters of Mercy and So long, Marianne.
Die Marianne in het laatste lied is Marianne Ihlen, een Noorse vrouw, die Cohen veertig jaar geleden in Griekenland ontmoette. Zij is altijd zijn muze gebleven. Marianne Ihlen overleed eerder dit jaar.

Gisteravond, 11 november 2016, hoorde ik So long, Marianne opnieuw in een gezamenlijke live uitvoering door Bear’s Den en Matthew and the Atlas in de Melkweg te Amsterdam. Een a-capella gezongen eerbetoon aan de zanger en dichter waarvan diezelfde ochtend bekend was geworden dat hij eerder die week op 82-jarige leeftijd was overleden.

‘Mijn Marianne’ van veertig jaar geleden heb ik al een tijdje niet meer gezien. De laatste keer was bij de begrafenis van haar moeder, een aantal jaren geleden. Ook nadat ‘mijn Marianne’ en ik niet meer bij elkaar waren, onderhielden haar moeder en ik nog contact. Vraag mij niet ‘waarom’…..
‘Mijn  Marianne’ trouwde en hertrouwde en woont nu gelukkig samen met haar derde man. De kinderen uit haar twee huwelijken zijn inmiddels volwassen. Ik hoop dat haar en mijn kinderen, ja, misschien wel alle kinderen…..over hun relaties in het leven dit refrein ook nog mogen (mee)zingen:

Now so long, Marianne, it’s time that we began
to laugh and cry and cry and laugh about it all again.

Ik ben helemaal niet geïnteresseerd in rock and roll….

Cover Interview june 1978

Lisa Robinson schrijft al meer dan veertig jaar over populaire muziek en heeft zo’n beetje iedereen geïnterviewd die er in die wereld toe doet. John Lennon, Jay Z, Bono, Lady Gaga, Mick Jagger, Kanye West…het zijn slechts enkele namen. Recent had zij een uitgebreid interview met Rihanna voor Vanity Fair (met foto’s van Annie Leibowitz). Robinson staat er om bekend dat zij in staat is een vertrouwensband op te bouwen met haar ‘gasten’. Zo ook met David Bowie (1947 – 2016), die zij meerdere keren interviewde.
Bowie had in mei 1978 een optreden met het Orkest van Philadelphia verzorgd, waarbij hij de sprekende stem was in Prokofjev’s ‘Peter en de Wolf’. Een maand later sprak Robinson hem voor het maandblad Interview. Een aantal fragmenten daaruit:

ROBINSON: ‘Vind je dat je muziek meer avant-garde wordt? Minder rock and roll?’
BOWIE: ‘Ik denk niet dat het avant-garde is. Ik denk dat het muziek is die niet erg veel gespeeld wordt, en dat heet dan avant-garde. (…) Ik ben helemaal niet geïnteresseerd in rock and roll….’
ROBINSON: ‘Als je het podium opgaat, dan stap je de rock and roll wereld in.’
BOWIE: ‘Nee, dan ben ik gewoon David Bowie. Mick Jagger is rock and roll. Ik bedoel, ik ga erop uit en mijn muziek is grofweg in het format van rock and roll. Ik gebruik de akkoorden schema’s en het instrumentarium van rock and roll, maar ik voel mijzelf geen rock and roll artiest.’
En, verderop in het interview:
‘Ik was nooit van plan iets met rock and roll te doen; het wilde iets met mij. Maar als je het over mij en mijn werk hebt, ik ben behoorlijk serieus in alles wat ik doe, maar ik zie dat niet als iets dat met rock and roll heeft te maken. ’

Het is de periode tussen de albums ‘Heroes’ en ‘Lodger’ en Bowie heeft net een zakelijk geschil achter de rug met zijn voormalig management, waarbij hij miljoenen dollars kwijtraakte. Robinson zegt dat ze nauwelijks kan voorstellen dat hij zich zo heeft laten belazeren, omdat zij altijd dacht dat hij de touwtjes strak in handen had.

BOWIE: ‘Ik denk niet dat ik de mastermind ben, waar mensen mij voor houden. (…) Wat ik doe is vaak erg goed. Sommige dingen stinken, sommigen.’
ROBINSON: ‘Wat vind je niet goed?’
BOWIE: ‘Oh, ik vond ‘Aladdin Sane’ niet erg goed. ‘Diamond Dogs’ is geweldig, dat is nog steeds een van mijn favoriete albums. Stukjes en beetjes van ‘Station to Station’ zijn aardig. Ik ben nog niet zo zeker van ‘Young Americans’. Misschien houd ik er niet van. Ik houd van het meeste op ‘Ziggy Stardust’, ik houd van alles op ‘Low’ en het meeste op ‘Heroes’, behalve ‘The Secret Life of Arabia’ wat ik maar aan het eind heb gezet, omdat ik nog iets miste.’

Tot slot heeft Robinson het met hem over film en schilderen.
BOWIE: ‘Ik weet niet of ik goed kan schilderen, maar ik weet dat ik goed ben in wat ik in het openbaar doe. Ik ben een Steenbok, weet je, dus ik laat niets zien totdat ik het gevoel heb dat ik er iets van terecht breng. Ik ga weg, verstop mijzelf en oefen totdat ik het voor elkaar heb en kom er dan mee naar buiten: ‘Kijk, ik kan het.’’

In hetzelfde nummer van Interview stond ook een uitgebreid gesprek met Brian Eno, die vlak na het overlijden van Bowie het volgende op zijn Twitter-account plaatste:

In Memoriam Rogi Wieg (1962 – 2015)

Op 10 maart 1990 publiceerde Het Parool een pagina waarin tien Nederlandse dichters antwoord gaven op de vraag of een gedicht nou wel of niet moet rijmen. Rogi Wieg: “De inhoud mag nooit ten koste gaan van de vorm en omgekeerd. Als het goed is mag je, als je een gedicht leest, niet merken dat het rijmt. Het moet volmaakt in je oren klinken en pas als je eens beter naar het gedicht gaat kijken, moet je zien dat er sprake is van rijm.”
Hij kon er zelf ook wat van, getuige dit gedicht:

Om iets te weten van de toekomst

Als jongeman is er veel tevredenheid
over wat ik ben. Mijn toverdraad
van dagverblijf waarin ik nooit vermijd
om iets te zijn dat zinvol lijkt, laat

mij nog niet alleen. Ik luister meer
dan ik nog spreek, maar dat uit moeheid
voor de taal, die ik zo langzamerhand verleer.
Mijn woordenboek is schraal, op tijd onvoorbereid.

En later leer ik anders spreken,
anders; mijn leven
wordt zo in de tijd vergeleken.

Er is dan sprake van een slechte bezigheid,
of van uiteindelijke dingen.
De taal is met verdenking uitgebreid.

Uit: Toverdraad van dagverdrijf (1986).

In memoriam H. H. ter Balkt (1938 – 2015)

Elke goede dichter schrijft minstens één onvergetelijk gedicht. De op maandag, 9 maart overleden H. H. ter Balkt schreef er ook één:

Nooit

Had Tantalus een haakje gehad of een ijzeren draadje.
Was Vespucci meubelmaker geweest of een neushoorn.
Had het harder geregend toen jij gebaard werd, zuster of broer.
Was het oogwit zwart bij dag en nacht, int heet middaguur.
Was Europa’s hemd niet opgetild door oude aardbevingen.
Stond onder vleugelslag van engelen niet Eiland Java.

Nooit deze regels, broer of zuster; nooit deze regels.

Nieuwjaarsconcert

Edwin Rutten was dit jaar namens de NOS aanwezig bij het traditionele Nieuwjaarsconcert in de Wiener Musikverein. Jarenlang verzorgde oud-NOS Journaal presentator Joop van Zijl het commentaar en die wist nog wel eens de namen te noemen van de groot-industriëlen en overige leden van de superklasse, waarvan de televisieregie af en toe een close-up laat zien.
Zo niet Edwin Rutten. Die zei wel op een gegeven ogenblik ‘hoe heerlijk het is om hier te zijn’.
Dûh, wie voorin de zaal wil zitten , betaalt € 1090,- . Voor een staanplaats ergens boven op het balkon betaal je nog altijd € 35,- .

Oscar de la Renta (1932 – 2014)

Dinsdagochtend (21-10) werd bekend dat modeontwerper Oscar de la Renta is overleden. Het Radio 1 Journaal vroeg Frans Molenaar om commentaar.
De luisteraar kreeg onder meer het volgende te horen:

Wat was er zo kenmerkend aan de stijl van Oscar de la Renta?
– Molenaar: “De la Renta maakte kleren van hele, mooie tweeds.”
Wat voor stijl dan?
– Molenaar: “Ja, heel Amerikaans.”

Tot zover het transcript van de radiouitzending.
Kenners van de modewereld weten dat De la Renta wel wat meer stoffen gebruikte dan alleen tweed.
En Amerikaans? De la Renta is geboren in de Dominicaanse Republiek en ging naar Spanje om bij Balenciaga in de leer te gaan. Latijns-Amerikaans zal Molenaar bedoelen…..

(Met dank aan YS, die bovenstaande meldde).

In Memoriam Gerrit Kouwenaar (1923 – 2014)

Naamgenoot Gerrit Komrij (1944 – 2012) zei het al in de Verwey-lezing die hij in 1999 gaf aan de Rijksuniversiteit Leiden: “Ga er nooit van uit dat een gedicht helder en begrijpelijk is. Je kunt het dan beter nog een keer gaan lezen. Als een gedicht volmaakt simpel lijkt en zo klaar als een klontje, dan nog blijft het onbegrijpelijke eraan dat de dichter het zo volmaakt simpel en klaar als een klontje heeft gekregen. Mits het om een goed gedicht gaat.”

In de door Komrij samengestelde bloemlezing De Nederlandse Poëzie van de 19e en 20e eeuw in duizend en enige gedichten (alleen nog antiquarisch verkrijgbaar) ruimde hij een bescheiden plaats in voor Kouwenaar. Slechts vier gedichten doorstonden blijkbaar de toets van Komrij’s kritiek. Waaronder deze:

Ik heb nooit

Ik heb nooit naar iets anders getracht dan dit:
het zacht maken van stenen
het vuur maken uit water
het regen maken uit dorst

ondertussen beet de kou mij
was de zon een dag vol wespen
was het brood zout of zoet
of wit van onwetendheid

soms verwarde ik mij met mijn schaduw
zoals men het woord met het woord kan verwarren
het karkas met het lichaam
vaak waren de dag en de nacht eender gekleurd
en zonder tranen, en doof

maar nooit iets anders dan dit:
het zacht maken van stenen
het vuur maken uit water
het regen maken uit dorst

het regent ik drink ik heb dorst.

Gehoord in de trein

In de avondspits telefoneert jonge vrouw (klaarblijkelijk met vriend): “Ik zit nu in de trein met Inge.”
(…)
“Aso! Je zei gisteren dat wij vandaag weer ‘gezond’ zouden eten.”
(…)
“Nee! Als ik had geweten dat je in plaats van kip tandoori, spaghetti carbonara zou maken, was ik thuis komen eten.”